CC WEEK 1 P3

Programma les 1 Hoofdstuk 8
1. Voorkennis activeren
2. Sommen maken
3. Nakijken
4. Vragen? 
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programma les 1 Hoofdstuk 8
1. Voorkennis activeren
2. Sommen maken
3. Nakijken
4. Vragen? 

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je van Prijselasticiteit?

Slide 2 - Open vraag



De prijselasticiteit van de vraag geeft aan hoeveel de gevraagde hoeveelheid verandert bij een prijsverandering. 

Slide 3 - Tekstslide

Voorbeeld: 
De prijselasticiteit van de vraag is –2. Dat betekent dat voor iedere procent die de prijs stijgt, de gevraagde hoeveelheid met 2% daalt. Bij een prijselasticiteit van –0,5 daalt de gevraagde hoeveelheid met 0,5% als de prijs met één procent stijgt.  De prijselasticiteit geeft dus aan met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid daalt als de prijs met één procent stijgt.
De prijselasticiteit is bijna altijd een negatief getal: het geeft het negatieve verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid weer. Het verband tussen die twee is negatief: als de prijs stijgt dan daalt de gevraagde hoeveelheid, en als de prijs daalt dan stijgt de gevraagde hoeveelheid.



Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent 'Ceteris paribus'?

Slide 5 - Open vraag

Ceteris paribus
Alle overige omstandigheden blijven gelijk

Slide 6 - Tekstslide

Wat is het verschil tussen vaste en variabele kosten?

Slide 7 - Open vraag

Vaste en variabele kosten
Vaste kosten zijn kosten die niet veranderen als er meer of minder wordt geproduceerd.
Variabele kosten zijn kosten die afhangen van de productie. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat weet je over Bep?

Slide 9 - Open vraag

Break even punt (BEP) 
Kosten zijn gelijk aan de opbrengsten en geeft aan vanaf welk moment een investering een positieve opdracht zal gaan generen. 

Slide 10 - Tekstslide

Wat weet je over het indifferentie-punt?

Slide 11 - Open vraag

Het Indifferentie-punt
Een ondernemer heeft twee alternatieven om iets te realiseren. Bij het indifferentiepunt zijn de kosten van beide alternatieven gelijk. Dit is dus het punt waar de kosten van beide alternatieven gelijk aan elkaar zijn.

Slide 12 - Tekstslide

Wat weet je over Differentiële kosten?

Slide 13 - Open vraag

Differentiële kosten
Differentiële kosten zijn de extra kosten om een extra partij goederen te maken. 

Slide 14 - Tekstslide

Wat weet je over de Integrale kostprijs?

Slide 15 - Open vraag

Integrale kostprijs
Integraal betekent dat zowel de vaste als variabele kosten in de kostprijsberekening worden meegenomen. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat weet je over het Bezettingsresultaat?

Slide 17 - Open vraag

Bezettingsresultaat
Het bezettingsresultaat is het verschil tussen de gemaakte constante kosten en de bijdragen hiervoor uit de productie.

Slide 18 - Tekstslide

Maak de volgende opgaves uit het boek:
  • 152
  • 155
  • 159

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Maak de 3 opgaves behorende bij WC 1

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Beschrijf deze les in 1 woord!

Slide 25 - Woordweb