TOETS INDIA H5

TOETS INDIA H5 3VWO
1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

TOETS INDIA H5 3VWO

Slide 1 - Tekstslide

Verschillen in India
  • Het bestaat uit 45 vragen
  •      Succes!

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Waar ligt India?

Slide 4 - Sleepvraag

Wat is geen buurland van India?
A
Nepal
B
Pakistan
C
Afghanistan
D
Bangladesh

Slide 5 - Quizvraag

Bekijk de kaart. Welke uitspraken horen op welke plek?
Op 1 plek komen 2 uitspraken. 
Droog gebied
De delta van de grootste rivier van India
De hoogste plek in India
Deze plek ligt het dichtst bij de evenaar
Dit is een plateau

Slide 6 - Sleepvraag

Zijn de volgende stellingen goed of fout?


1 Colombo is de meest zuidelijke plaats in India.
2 Het meest westelijke gebied van India is een woestijn.
3 Chennai en Bengaluru (Bangalore) liggen op ongeveer dezelfde lengtegraad.
4 Mumbai ligt op de kreeftskeerkring
5 Lahore ligt zuidelijker dan Islamabad.
6 Het kleinste land dat aan India grenst, is Nepal.
7 De monding van de Indus en de Brahmaputra 
liggen vlak bij elkaar.

GOED
FOUT
1
2
3
4
5
6
7

Slide 7 - Sleepvraag

Na de onafhankelijkheid werd India 1 land
met daarin 1 centrale regering met daarnaast
in elke deelstaat een eigen regering.
Hoe noemen we dat ook wel?
A
Koninkrijk
B
Corruptie
C
Democratie
D
Federatie

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste godsdienst in India?
A
Islam
B
Boeddhisme
C
Hindoeisme
D
Christelijk

Slide 9 - Quizvraag

Hoeveel inwoners heeft India?
A
900 miljoen
B
1,2 miljard
C
1,4 miljard
D
1,7 miljard

Slide 10 - Quizvraag

Waarom spreken de Indiërs zo goed Engels?
A
Dat leren ze op school
B
India was vroeger een kolonie van de VS
C
India was vroeger een kolonie van Groot Brittannië
D
India ligt dichtbij Australie

Slide 11 - Quizvraag

Wat is de definitie van
een lingua franca?
A
Dat is de munteenheid die gebruikt wordt in India
B
Dat is een type Hindi accent, veel gebruikt in de zuidelijke staten van India
C
Taal die lokaal gebruikt wordt door de fransen in hun kolonies
D
Taal die op grote schaal als voertaal wordt gebruikt door mensen met verschillende moedertalen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de hoofdstad van India?
A
Mumbai
B
New-Delhi
C
Bengaluru
D
Srinagar

Slide 13 - Quizvraag

Welke onderstaande uitspraak is van toepassing op het Kastenstelsel?

A
Het kastenstelsel zorgt voor gelijkheid
B
Het kastenstelsel is onzin en heeft nooit bestaan
C
Het kastenstelsel zorgt voor ongelijkheid
D
De Engelsen hebben het kastenstelsel ingevoerd

Slide 14 - Quizvraag

India heeft een groeiende bevolking. De helft van de bevolking is jonger dan 25 jaar, hoe noemen we die druk?
A
Grijze druk
B
Groene druk
C
Blauwe druk
D
Roze druk

Slide 15 - Quizvraag

De bevolking in India zal de komende 25 jaar blijven toenemen, maar het vruchtbaarheidscijfer neemt wel af. Wat is het vruchtbaarheidscijfer?
A
Het gemiddelde aantal kinderen dat een vrouw krijgt
B
Het aantal kinderen (onder de 18 jaar oud) in een land
C
Het gemiddelde aantal jaar dat kinderen bij hun ouders blijven wonen
D
Het gemiddelde aantal vrouwen dat zwanger kan worden in een land

Slide 16 - Quizvraag

Welke drie uitspraken zijn goed? 
Juist
Onjuist
In India wonen veel moslims.
In India worden honderden verschillende talen gesproken.
30% van de inwoners van India is hindoe.
Urdu en Hindi zijn de twee officiële talen in India.
Niet alle Indiërs spreken Hindi.
Rundvlees wordt in India veel gegeten.

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is de belangrijkste rivier in India?
A
Ganges
B
Rijn
C
Amsterdam Rijnkanaal
D
Seine

Slide 18 - Quizvraag

Hoe heet het gebergte in India?
A
Alpen
B
Himalaya
C
Pyreneeën
D
Zwarte Woud

Slide 19 - Quizvraag

Er zijn verschillende soorten regen. Welke zie je op het plaatje rechts?
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen
C
Moesson
D
Frontale regen

Slide 20 - Quizvraag

Er zijn verschillende soorten regen. Welke zie je op het plaatje links?
A
Stuwingsregen
B
Stijgingsregen
C
Moesson
D
Frontale regen

Slide 21 - Quizvraag

De wet van Buys Ballot bestaat uit 2 regels.
De eerste regels is: wind waait altijd van hoge drukgebied naar lage drukgebied.
Wat is de tweede regel?
A
Op het noordelijk en zuidelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar het noorden
B
Op het noordelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar rechts met de wind in de rug, op het zuidelijk halfrond naar links
C
Op het noordelijk halfrond heeft de wind een afwijking naar links met de wind in de rug, op het zuidelijk halfrond naar rechts.
D
De wind waait altijd in een rechte lijn van hoog naar laag.

Slide 22 - Quizvraag

Welke type wind zie je op de afbeelding?
A
Aanlandige wind
B
Aflandige wind
C
Zij wind
D
Lage wind

Slide 23 - Quizvraag

In welk seizoen komt deze situatie voor?
A
winter
B
zomer
C
lente
D
herfst

Slide 24 - Quizvraag

Waarom is het bij de ITCZ altijd bewolkt / regenachtig weer?
A
Bij de ITCZ is een hogedrukgebied, hier daalt de lucht. Tijdens het dalen vindt er condensatie
B
Bij de ITCZ is een hogedrukgebied, hier stijgt de lucht. Tijdens het stijgen vindt er condensatie
C
Bij de ITCZ is een lagedrukgebied, hier daalt de lucht. Tijdens het dalen vindt er condensatie
D
Bij de ITCZ is een lagedrukgebied, waar de lucht. Tijdens het stijgen vindt er condensatie en wolken-vorming plaats.

Slide 25 - Quizvraag

India heeft droge winters en natte zomers. Dat komt door de moesson. Wat is deze moesson?
A
Een storm vanuit de Himalaya
B
Een hittegolf
C
Wind die elk half jaar van richting wisselt
D
Een orkaan met veel onweer en neerslag

Slide 26 - Quizvraag

Zomer 
Winter
Hoge druk
Lage druk
Moesson 
Droge periode
Aanlandige wind
Aflandige wind

Slide 27 - Sleepvraag

In welk seizoen is het regenseizoen in India?
A
Januari
B
December
C
Juli
D
Februari

Slide 28 - Quizvraag

Sleep de moesson naar het juiste plaatje!
Natte moesson
Droge moesson

Slide 29 - Sleepvraag

Bekijk de kaart.
Wanneer eindigt de moesson in Mumbai?
A
5 juni
B
10 juni
C
1 oktober
D
15 oktober

Slide 30 - Quizvraag

Wat betekent BNP?
A
Bruto Nationaal Product
B
Bruto Nationale Plaats
C
Behoorlijk Niks Papier
D
Beroep Nationale Politie

Slide 31 - Quizvraag

Welk begrip hoort bij bedrijven die vestigingen over de hele wereld hebben?
A
multinationals
B
analfabeten
C
informele sector
D
rijkdom

Slide 32 - Quizvraag

Wat is globalisering ?
A
Een heleboel bedrijven bij elkaar in een speciaal economische zone
B
Goedkope arbeid in lagelonenlanden
C
Een goede infrastructuur , onderwijs en zorg
D
Het doorgaande proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld + informati

Slide 33 - Quizvraag

Onder welk deel van de wereld valt India?
A
Centrum
B
Semi-periferie
C
Periferie

Slide 34 - Quizvraag

Wat betekent SEZ?
A
Super Eigenzinnig Zeuren
B
Speciaal Economische Zones
C
Speciaal Econimische Zaken
D
Speciaal Euro Zone

Slide 35 - Quizvraag

Wat hoefde veel bedrijven niet te doen als ze zich in de SEZ gingen vestigen?

Slide 36 - Open vraag

Waarom zijn er veel internationale bedrijven of fabrieken naar India gegaan?
Schrijf/noem 2 redenen.

Slide 37 - Open vraag

Welke diagram hoort het meest bij India?

Slide 38 - Sleepvraag

Kies de juiste woorden bij de gaten in de tekst.

Na 1990 kwamen er in India steeds meer....
In deze gebieden laten...
producten maken voor het buitenland.
Voor India is dit goed voor de....
Daarnaast heeft India zelf ook een grote...
SEZ's
multinationals
economie
afzetmarkt

Slide 39 - Sleepvraag

opkomend land
Globalisering
dienstensector
braindrain
remittances
een land dat een snelle economische groei doormaakt
Geldzendingen van migranten naar het land van herkomst
Het proces van internationale uitwisseling van mensen, goederen, geld en informatie
Ook wel de tertiaire sector genoemd. bijv. winkeliers, kappers, advocaat
het vertrek van goedopgeleide mensen naar het buiteland

Slide 40 - Sleepvraag

Wat vond je van de toets?

Slide 41 - Open vraag

In India zijn méér.......
A
jongeren dan ouderen
B
ouderen dan jongeren

Slide 42 - Quizvraag

In India
A
is de urbanisatiegraad en het urbanisatietempo lager dan in NL
B
is de urbanisatiegraad hoger en het urbanisatietempo lager dan in NL
C
is de urbanisatiegraad lager en het urbanisatietempo hoger dan in NL

Slide 43 - Quizvraag

In welke stad vind je de grootste sloppenwijk in India?

Slide 44 - Open vraag

India was een
A
vestigingskolonie van Groot - Brittannië
B
een exploitatiekolonie van Groot - Brittannië

Slide 45 - Quizvraag

Wanneer is de kans op het ontstaan van sloppenwijken het grootst?
A
Bij een hoog verstedelijkingstempo
B
bij een laag verstedelijkingstempo

Slide 46 - Quizvraag

Waar liggen sloppenwijken in ontwikkelingslanden ten opzichte van de stad, denk je?
A
Aan de rand
B
In het centrum
C
Tussen de rand en het centrum in

Slide 47 - Quizvraag

Wat kan de overheid doen om mensen in sloppenwijken te helpen? (meerdere goede antwoorden)
A
Nieuwe woningen bouwen voor deze mensen
B
Basisinfrastructuur aanleggen
C
De mensen betrekken bij de stad
D
Opleidingen aanbieden

Slide 48 - Quizvraag

Einde

Slide 49 - Tekstslide