Samentrekking

Samentrekkingen
De woorden, woordgroepen en zinnen die je straks ziet, kun je korter schrijven. Noteer de verkorte versies. Denk goed na over spelling jaar 2: wanneer gebruik je een weglatingsstreepje en wanneer niet?
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samentrekkingen
De woorden, woordgroepen en zinnen die je straks ziet, kun je korter schrijven. Noteer de verkorte versies. Denk goed na over spelling jaar 2: wanneer gebruik je een weglatingsstreepje en wanneer niet?

Slide 1 - Tekstslide

damesschoenen en herenschoenen

Slide 2 - Open vraag

kleine landen en grote landen

Slide 3 - Open vraag

Hidde mailde het bestuur en Luuk belde het bestuur.

Slide 4 - Open vraag

feestmutsen en feestneuzen

Slide 5 - Open vraag

beroemde acteurs en beroemde actrices

Slide 6 - Open vraag

Kasia reed door rood licht en Kasia kwam daardoor bijna onder de tram.

Slide 7 - Open vraag

Samentrekking
Als je in een samengestelde zin dezelfde (delen van) woorden of zinsdelen twee keer voorkomen, kun je die woorden meestal een van beide keren weglaten. Dat heet samentrekking. Door identieke (delen van) woorden of zinsdelen weg te laten, kun je korter formuleren.

Slide 8 - Tekstslide

Het weglaten kan op drie niveaus:

- woordniveau
- woordgroepniveau
- zinsniveau

Slide 9 - Tekstslide

woordniveau

Hier ligt een stapel studieboeken en -schriften.

Je laat een woorddeel weg: studie.

Slide 10 - Tekstslide

woordgroepniveau

Hier ligt een stapel met oude en nieuwe kleren.

Je laat één of meerdere woorden binnen een zinsdeel weg: kleren

Slide 11 - Tekstslide

zinsniveau

Hier ligt een stapel boeken en daar ook.

Je laat één of meerdere zinsdelen weg: ligt - een stapel boeken

Slide 12 - Tekstslide

achterwaarts en voorwaarts

Bij een voorwaartse samentrekking staan alle woorden voor in de zin.

Bij een achterwaartse samentrekking staan alle woorden achter in de zin.


Slide 13 - Tekstslide

soorten samentrekking
1) Voorwaartse samentrekking = je noemt het gezamenlijke deel in het eerste deel van de samentrekking en verderop laat je het weg. 
                                              Een eerdere versie en een latere (-) . 
                                              Een goedkope armband en een dure (-).

2) Achterwaartse samentrekking = je noemt het gezamenlijke deel in het tweede deel van de samentrekking en eerder laat je het weg.
                                         Een nationaal [-] en internationaal overleg.
                                         In voor- en in tegenspoed.

Slide 14 - Tekstslide

Samentrekking op 3 niveaus 
  1.  woordniveau -  op de plaats van het samengetrokken woorddeel wordt een streepje geschreven:   (voorwaarts)boekenschrijvers en -lezers; (achterwaarts) honden- en kattenhotel. 
  2. woordgroepniveau - binnen een woordgroep worden één of meer hele woorden weggelaten: (voorwaarts) uitwonende broers en (-) zussen:  (achterwaarts) brede (-) en smalle straten.
  3. zinsniveau -één of meer zinsdelen die twee keer voorkomen, worden weggelaten: (voorwaarts) Jeroen gaat op de fiets en Tamara (-) op de scooter. (achterwaarts)  Wij schaatsten (-) en onze kinderen sleeden in die strenge winter elke dag. 

Slide 15 - Tekstslide

Samentrekking
Bij welke antwoorden is er sprake van een samentrekking op woordniveau, bij welke op woordgroepsniveau en bij welke op zinsniveau?

Slide 16 - Tekstslide

dames- en herenschoenen
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 17 - Quizvraag

kleine en grote landen
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 18 - Quizvraag

Hidde mailde en Luuk belde het bestuur.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 19 - Quizvraag

feestmutsen en -neuzen
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 20 - Quizvraag

beroemde acteurs en actrices
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 21 - Quizvraag

Kasia reed door rood licht en kwam daardoor bijna onder de tram.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 22 - Quizvraag

Samentrekking
Bij welke antwoorden is er voorwaartse samentrekking en bij welke achterwaartse?

Slide 23 - Tekstslide

dames- en herenschoenen
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 24 - Quizvraag

kleine en grote landen
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 25 - Quizvraag

feestmutsen en -neuzen
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 26 - Quizvraag

Hidde mailde en Luuk belde het bestuur.
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 27 - Quizvraag

beroemde acteurs en actrices
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 28 - Quizvraag

Kasia reed door rood licht en kwam daardoor bijna onder de tram.
A
voorwaartse samentrekking
B
achterwaartse samentrekking

Slide 29 - Quizvraag

Huiswerk - dinsdag 26 januari 1e uur

Maken: opdr. 2 en 3 van H2 grammatica zinsdelen

Slide 30 - Tekstslide

Een (foutieve) samentrekking

Slide 31 - Tekstslide

Formuleerfouten
Foutieve samentrekking

Slide 32 - Tekstslide