voorbereiding toets H8 basis lj3 over metriek

Inhoud van een prisma
Prisma
Een ruimtefiguur met 2 vlakken die tegenover elkaar liggen met dezelfde vorm (bijv driehoek, vijfhoek, zeshoek) en de vlakken ertussen zijn rechthoeken. (Er zit nooit een rond vlak in)
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Inhoud van een prisma
Prisma
Een ruimtefiguur met 2 vlakken die tegenover elkaar liggen met dezelfde vorm (bijv driehoek, vijfhoek, zeshoek) en de vlakken ertussen zijn rechthoeken. (Er zit nooit een rond vlak in)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Moet het grondvlak van een prisma altijd op de grond staan?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quizvraag

Staat het grondvlak van deze prisma op de grond?
A
Ja
B
Nee

Slide 4 - Quizvraag

Staat het grondvlak van deze prisma op de grond?
A
Ja
B
Nee

Slide 5 - Quizvraag

Het grondvlak van een prisma hoeft dus niet op de grond te staan.
Het grondvlak en het vlak dat er tegenover ligt hebben dezelfde vorm.
De tussenliggende vlakken zijn altijd rechthoeken.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Oppervlakte driehoek


Oppervlakte rechthoek : 2 = Oppervlakte driehoek

Slide 8 - Tekstslide

Oppervlakte driehoek
De basis is één van de zijden van de driehoek.

De hoogte van een driehoek
staat altijd loodrecht ∟ op de basis. (loodrecht betekent helemaal recht erop)

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Bereken de oppervlakte van ∆ ABC
Uitwerking
De formule voor een driehoek = lengte x breedte : 2
Oppervlakte van de rechthoek om ∆ ABC = 3 x 2 = 6 cm²
Dus de opp. van ∆ ABC= 6 : 2 = 3 cm²

Slide 11 - Open vraag

Bereken de oppervlakte van ∆ ABC
Uitwerking
De formule voor een driehoek = lengte x breedte : 2
Oppervlakte van de rechthoek om ∆ ABC = 4 x 5 = 20 cm²
Dus de opp. van ∆ ABC= 20 : 2 = 10 cm²

Slide 12 - Open vraag

Probeer het eerst zelf uit te rekenen.

Je ziet hier een flat met een 8 hoekig grondvlak.
Bereken de oppervlakte van het grondvlak.
tip
Maak om het grondvlak een rechthoek. Bereken de oppervlakte van de rechthoek met de formule: lengte x breedte
vervolgens haal je de oppervlakten van de driehoeken die teveel zijn er weer van af.
oppervlakte driehoek = lengte x breedte : 2
antwoord

Slide 13 - Tekstslide

Probeer het eerst zelf uit te rekenen.

Bereken nu de inhoud van het flatgebouw.
De formule voor de inhoud van een prisma is:

Inhoud prisma = opp grondvlak x hoogte
antwoord
De oppervlakte van het grondvlak is 68 m²
De hoogte kan je in de tekening zien: 6m
Vul nu bij de formule de getallen in:
Inhoud prisma = oppervlakte grondvlak x hoogte
Inhoud prisma = 68 x 6 = 408 m³

Slide 14 - Tekstslide

Schrijf het ezelsbruggetje op om het metriek stelsel te onthouden

Slide 15 - Open vraag

Omrekenen:
240 liter =
A
240 m³
B
240 cm³
C
240 000 cm³
D
240 dm³

Slide 16 - Quizvraag

Van 24 dm³ naar mm³ zijn ....?... sprongen
A
1 naar rechts
B
2 naar links
C
2 naar rechts
D
3 naar rechts

Slide 17 - Quizvraag

Van 24 dm³ naar mm³ moeten er ? nullen bij.
A
2 nullen dus 2400
B
4 nullen dus 240000
C
6 nullen dus 24000000
D
8 nullen dus 2400000000

Slide 18 - Quizvraag

Oppervlaktematen omrekenen
17 liter = ... cl
A
170
B
1700
C
17000
D
170000

Slide 19 - Quizvraag

Omrekenen:
1000 liter =
A
1 m³
B
1 dm³
C
10 dm³
D
10 m³

Slide 20 - Quizvraag

Omrekenen
800 dm³= ... liter
A
0,8
B
800
C
8
D
80

Slide 21 - Quizvraag


6300 g =. . . . . kg
A
63 ton
B
6300000 kg
C
6,3 kg
D
630 kg

Slide 22 - Quizvraag

Een ton in gewicht = ...... kilo
A
10
B
100
C
1000
D
100000

Slide 23 - Quizvraag

oppervlakte rechthoek =
A
lengte + breedte
B
lengte x breedte
C
alle zijden bij elkaar optellen
D
lengte x breedte : 2

Slide 24 - Quizvraag

Inhoud balk =
A
lengte x breedte
B
lengte x breedte x hoogte
C
alle zijden bij elkaar optellen
D
lengte x breedte x hoogte : 2

Slide 25 - Quizvraag

Reken om:

500 g = ......... kg
A
500
B
0,5
C
50
D
5

Slide 26 - Quizvraag

Reken om:

6,5 ton = .............. kg
A
650
B
6,5
C
650 000
D
6 500

Slide 27 - Quizvraag

Reken om:

3200 mg = .......... g
A
3200
B
3,2
C
32
D
320

Slide 28 - Quizvraag

Reken om:

3200 ml = .......... dm³
A
3200
B
32
C
3,2
D
320

Slide 29 - Quizvraag

Reken om:

28 cm³ = .......... ml
A
28000
B
2800
C
280
D
28

Slide 30 - Quizvraag

Als je deze sommen lastig vindt, zoek dan op YouTube naar filmpjes over omrekenen van gewichtsmaten en omrekenen van liters naar kubieke maten
Je kan ook het theorieblok bestuderen.
Tips:
  1. schrijf het trapje (ezelsbruggetje) op
  2. Tel het aantal sprongen
  3. bepaal of het naar rechts is (dus x) of naar links (dus :)
  4. bepaal hoeveel nullen erbij of eraf gaan of hoeveel plaatsen de komma naar rechts of naar links gaat.
  5. staat er een ² dan is het 2 nullen, staat er een ³ dan is het 3 nullen

Slide 31 - Tekstslide

Ik stuur jullie via magister nog de antwoorden van de diagnostische toets en van de herhalingstoets.
Dan kan je kijken of je het goed hebt gedaan.

Je mag me nog een bericht sturen via teams als je ergens niet uitkomt.

Slide 32 - Tekstslide

Succes met de laatste loodjes
Jullie gaan het allemaal heel goed doen!!!!!!!1

Slide 33 - Tekstslide