H3D P2 les 13- BZL (12-01-2021)

¡Bienvenidos!
Mevrouw van der Biezen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos!
Mevrouw van der Biezen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Programa de hoy
  •  Corregir los deberes 
  • Repasar: Ser y Estar
  • PO
  • A trabajar

Slide 3 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les:
-Heeft je de pret. indefinido herhaalt.
-Je weet wanneer je de pret. indefinido wordt gerbuikt.
-Je weet hoe je de pret. indefinido vervoegt.
-Je weet wanneer je ser en estar gebruikt.
-Je weet hoe je ser en estar vervoegt.
-Je weet wat je moet doen voor de PO.

Slide 4 - Tekstslide

Deberes
Paso Adelante WB p. 78 ejercicio 30b
                                          p.79 ejercicio 31 a,b

Quien Soy p.10 y 12 ejercicio 1a,c
             p.61 ejercicio 1,2 

Slide 5 - Tekstslide

Pret. Indefinido

Slide 6 - Woordweb

INDEFINIDO 
De indefinido wordt gebruikt voor gebeurtenissen die op een bepaald moment in het verleden plaatsvonden. Deze gebeurtenissen/acties zijn afgesloten en hebben voor de spreker geen verband met het heden. 

Ayer hablé con mi abuelo sobre las clases en línea. 
Gisteren praatte ik met mijn opa over de online lessen. 
Ik heb gisteren met mijn opa over de online lessen gesproken. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Marcadores del indefinido

Slide 9 - Tekstslide

Indefinido (signaalwoorden)
ayer, anteayer, anoche
la semana pasada
el año/mes/verano pasado
el otro día, el lunes, el martes
hace 1,2,3 día(s) /semana(s)
en 1946, el 14 de febrero (datum)
en marzo... navidades...
aquel día, aquel invierno, desde 1995 hasta 1998, 
de repente, cuando, 
el/la último/a día/tarde...


Leer de vertaling van de signaalwoorden!
DEZE TIJD HEEFT EEN DUIDELIJK BEGIN EN EIND!

Slide 10 - Tekstslide

De Indefinido van ser en ir:
onregelmatig én hetzefde


fui
fuiste
fue
fuimos
fuisteis
fueron




ir / ser   =



Slide 11 - Tekstslide

ser       ir        tener     estar

fui                      fui                  tuve                        estuve

fuiste               fuiste            tuviste                  estuviste

fue                    fue                 tuvo                        estuvo

fuimos            fuimos          tuvimos                estuvimos

fuisteis           fuisteis         tuvisteis               estuvisteis

fueron             fueron          tuvieron                estuvieron

Slide 12 - Tekstslide

P.78 Ejercicio 30b

Slide 13 - Tekstslide

P.79 Ejercicio 31 a

Slide 14 - Tekstslide

P.79 Ejercicio 31 a

Slide 15 - Tekstslide

Zelf nakijken
Quien Soy p.10 y 12 ejercicio 1a,c
             p.61 ejercicio 1,2 

Slide 16 - Tekstslide

Deberes
¿Hay preguntas?

Slide 17 - Tekstslide

ESTAR = zijn, zich bevinden
plaatsaanduiding -> ¿Dónde está los perros?
tijdelijke situatie -> Yo estoy cansado.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

SER = zijn

1.beschrijving
2.beroep
3.relatie
4.tijdsaanduiding
5.definitie
6.afkomst



1.La chica es inteligente.
2.Maria es profesora.
3.Luis es mi hermano.
4.¿Cuándo es la fiesta?
5.Madrid es capital de España.
6.Soy de Holanda./Soy holandés.

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Paco ..... muy alto.
A
es
B
está

Slide 22 - Quizvraag

Madrid .... en España.
A
es
B
está

Slide 23 - Quizvraag

Mi padre ... bombero.
A
es
B
está

Slide 24 - Quizvraag

La mesa ... rectangular.
A
es
B
está

Slide 25 - Quizvraag

La mesa ... sucia.
A
es
B
está

Slide 26 - Quizvraag

Nosotros ... holandeses.
A
somos
B
estamos

Slide 27 - Quizvraag

Carmen ... muy inteligente.
A
es
B
está

Slide 28 - Quizvraag

Hoy Carmen ... nerviosa porque tiene un exámen.
A
es
B
está

Slide 29 - Quizvraag

Wanneer gebruik je ESTAR?

Slide 30 - Open vraag

Wanneer gebruik je SER?

Slide 31 - Open vraag

PO
Wat moet in de brief komen?
1. Je vult de datum in. De maand moet je uitschrijven in het Spaans.
2. Je begint met een openingszin waarin je aangeeft dat je graag bij de winkel wilt komen werken.

Slide 32 - Tekstslide

PO
3. Verwerk alle onderstaande vragen/informatie uit.
- ¿Cómo te llamas? ¿Cuál es tu nombre?
- ¿Y tu apellido?
- ¿Cuántos años tienes?
- ¿Dónde vives?
- ¿Cuál es tu educación?
- ¿Cómo eres (caraterísticas positivas)?
- ¿Cómo eres (caraterísticas negativas)?
- ¿Qué haces en tu tiempo libre?
- ¿Qué cosas no te interesan?
- ¿Te gustan nuestros productos? ¿Cuáles?
- ¿Te gusta nuestra tienda? ¿Por qué?
- ¿Por qué eres un buen empleado / una buena empleada?
- ¿Cuándo estás disponible, en qué días y a qué hora?
- ¿Cuándo puedes empezar?

Slide 33 - Tekstslide

PO
4. Verwerk de feedback die je hebt gekregen van de docent en medeleerling.
5. Maak gebruik van de frase clave. (p.8/9 Themaboekje Quien soy)
6. Let op grammatica en zegswijzen in het Spaans, zoals bijvoorbeeld de kloktijden en concordantie.
7. Sluit de brief af met een passende groet en je naam.
8. Lees de rubrics achterin dit boekje en houd je daaraan. (p.116 Themaboekje Quien soy)
9. Zet rechts bovenaan het aantal woorden. (minimaal 125 woorden)

Slide 34 - Tekstslide

Fin de la clase...

HACER: 
Quién soy P. 43 ejercicio 1.



Quién soy P. 44, ejercicio 28AB.



Begin maken aan de tarea (PO)

Slide 35 - Tekstslide