H4 Lezen - Argumenteren over tegenargumenten en weerleggingen

Dinsdag, 6 mei 2025
Ik kan/weet:

  • standpunten en argumenten herkennen.
  • tegenargumenten en weerleggingen herkennen.
  • argumenten en tegenargumenten formuleren.
  • een standpunt beargumenteren

Pak eerst je leesboek, want we gaan 15 minuten stil lezen. 
timer
15:00
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Dinsdag, 6 mei 2025
Ik kan/weet:

  • standpunten en argumenten herkennen.
  • tegenargumenten en weerleggingen herkennen.
  • argumenten en tegenargumenten formuleren.
  • een standpunt beargumenteren

Pak eerst je leesboek, want we gaan 15 minuten stil lezen. 
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling argumentatiestructuren
  • Enkelvoudige argumentatie
  • Meervoudige argumentatie
  • Onderschikkende argumentatie
  • Nevenschikkende argumentatie

Slide 3 - Tekstslide

Bij enkelvoudige argumentatie onderbouw je je standpunt met één argument.

Slide 4 - Tekstslide

Bij nevenschikkende argumentatie gebruik je meer dan één argument. Ieder argument staat los van de andere argumenten. 

Slide 5 - Tekstslide

Bij onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een ander argument.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Feitelijke argumenten

Een feitelijk argument kun je controleren. 



Voorbeeld
Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.


Slide 8 - Tekstslide

Waarderende argumenten

Over een waarderend argument kan je van mening verschillen.




Voorbeeld

Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is veel prettiger.

Slide 9 - Tekstslide

Signaalwoorden

Argumenten kun je herkennen aan signaalwoorden. Woorden als want, omdat, en immers geven aan dat er een argument volgt.

Of aan de woorden ik vind....., ik ben van mening...

Slide 10 - Tekstslide

Tegenargument

Een tegenargument laat zien dat een argument onwaar of zwak  is.

In een discussie of debat proberen anderen vaak tegenargumenten in te brengen om duidelijk te maken

  • dat een argument onwaar is.
  • dat ze het niet met de stelling (het standpunt) eens zijn.



                                                                     



Slide 11 - Tekstslide

Weerlegging

Als je tegenargumenten gebruikt om aan te tonen dat de ander het mis heeft noem je dat weerlegging.

Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht
Haal uit de tekst hiernaast:

- standpunt/stelling
- argumenten
- tegenargument
- weerlegging

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag
Meer dan Lezen 4, Argumenteren: tegenargumenten en weerlegging.

Klaar? Woordenschat §3 (online)

Slide 15 - Tekstslide