Thema 4 Eten en drinken
1 / 16
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Bij het diner gebruik je
A
een beker.
B
mes en vork.
C
bestek.
D
hagelslag.
Slide 2 - Quizvraag
Op de barbecue doe je
A
worst.
B
vlees.
C
brood.
D
soep.
Slide 3 - Quizvraag
Deze sinaasappel smaakt lekker. Hij is lekker
Slide 4 - Open vraag
Ik eet graag een hamburger met
A
sla en tomaat.
B
ui en tomaat.
C
prei en ui.
D
ui en linzen.
Slide 5 - Quizvraag
Ik smeer mijn boterham met ....... en kaas.
Slide 6 - Open vraag
Hou je liever van een gekookt of gebakken .....
Slide 7 - Open vraag
Ik hou van pasta met lekkere
A
kruiden.
B
boterham.
C
olie.
D
suiker.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is dit?
Dit is een
Dit is een
Slide 9 - Open vraag
Druiven zijn
A
wit of blauw.
B
rood of blauw.
C
wit of rood.
D
groen of zwart.
Slide 10 - Quizvraag
De Nederlandse vlag bestaat uit de kleuren
Slide 11 - Open vraag
Ik ..... de tv op de kast.
A
lig
B
leg
C
zet
D
sta
Slide 12 - Quizvraag
De auto ..... op wielen.
A
staat
B
ligt
C
zet
D
legt
Slide 13 - Quizvraag
Op de tafel ...... een boek.
A
legt
B
staat
C
ligt
D
zit
Slide 14 - Quizvraag
Ik ..... de baby in de stoel
A
zit
B
lig
C
zet
D
leg
Slide 15 - Quizvraag
Ik ...... op mijn stoel. Op mijn bureau ..... een boek en ..... een mooie bureaulamp.
Wat is goed?
Wat is goed?
A
zit - ligt - staan
B
zit - ligt - sta
C
zit - lig - staat
D
zit - ligt - staat
