20-03-2023

Hoy es el 20 de marzo de 2023
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Hoy es el 20 de marzo de 2023

Slide 1 - Tekstslide

¿Qué vamos a hacer hoy?
WB: p.50, ej. 24, 25, p. 53, ej.27
p.51-52:Reglas y Sistemas: Afmaken
TB
 p. 51 : Panamericana
p.53, Unidad 6 : woorden, ej.1
p.54, ej.2a/b
Stencil: Encuesta y ejercicios varios.

Slide 2 - Tekstslide

Stencils
  • ¿Te alimentas correctamente?
  • Corregir los errores

Slide 3 - Tekstslide

JL wil graag een fles rode wijn van het huis maar Madeleine wil liever Spa rood.........
Pierre zegt : voor mij de biefstuk, zit er saus bij?
Caroline bestelt friet met mayonaise
zeg in het Spaans:

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Vul het goede lijdend voornaamwoord in:
1. lo, lo 2, las 3. lo, 4. la, 5. lo
p. 49 wb
Als het lijdend voorwerp vóór het werkwoord staat moet je lo/la/los/las gebruiken!!:
Los tomates, los compro yo/ yo compro los tomates
El té ,lo quiero con limón/ quiero el té con limón

Slide 6 - Tekstslide

SE= men/ er wordt
  • En España se come dos veces caliente.
  • En un bar se toma cerveza.
  • Se desayuna café con galletas.
  • En este restaurante se comen calamares muy ricos.
  • En España se pueden comer 
      muchas tapas .
  • En el bar se come  el plato del día.

Slide 7 - Tekstslide

En nuestra casa solo se.........español
A
hablan
B
habla
C
hablamos

Slide 8 - Quizvraag

Para este trabajo se..........más gente
A
necesita
B
necesitan
C
necesitáis
D
necesitamos

Slide 9 - Quizvraag

Se...... muchos apartamentos en este barrio
A
alquilamos
B
alquila
C
alquilan
D
alquiláis

Slide 10 - Quizvraag

Se........dos personas para el servicio de limpieza.
A
necesita
B
necesitan
C
necesitáis
D
necesitas

Slide 11 - Quizvraag

Perdone, ¿ se .....diccionarios de español en esta librería?
A
vendéis
B
vende
C
vendemos
D
venden

Slide 12 - Quizvraag

¿Qué se......en español cuando alguien te hace un regalo?
A
dice
B
dicen
C
dices
D
decís

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

1

Slide 15 - Tekstslide

1

Slide 16 - Tekstslide

conversación 1

Slide 17 - Tekstslide

Conversación 1

Slide 18 - Tekstslide

p.51 Panamericana
En Nicaragua, Costa Rica y Panamá con Evelyn

Slide 19 - Tekstslide

Reglas y Sistemas Unidad 5, WB: p.51
Het Nederlandse "men" 
TB. p.52 en p.123
En España se come tarde.
Se comen tapas con amigos.
>>Het persoonlijk vnw als lijd.vw.
TB. p.52 en p.119
Un té.  Lo quiere..
Una tortilla. La quiere...
Calamares. Los quiere..
Aceitunas. Las quiere...
>> De pers.vnw staat meestal vóór het vervoegde werkwoord
Mannelijk: lo/ los
Vrouwelijk: la/ las
¿Cuánto/-a/-os/-as?
>>¿Cuánto cuestan..?/ ¿ Cuánto es todo?
>>¿Cuánto queso ?  / ¿Cuánta pasta?
     ¿Cuántos huevos?  / ¿Cuántas mandarinas?
Werkwoorden met klinkerwisseling e->ie en o->ue
TB. p.52 en p.122( zie vervoegingen)
>> De beleefheidsvorm van querer is quería

Slide 20 - Tekstslide

Werkwoorden met brekende stamklinkers
Querer (ie) (willen)

quiero
quieres
quiere
queremos
queréis
quieren

Poder (ue)
(kunnen/mogen)

puedo
puedes
puede
podemos
podéis
pueden
Bij sommige werkwoorden verandert de stamklinker als de klemtoon op de stam valt. De uitgangen blijven regelmatig

Slide 21 - Tekstslide

Reglas y Sistemas Unidad 5, WB: p.52
Hoeveelheidsaanduidingen
>> Un kilo de tomates  /
 1½ un litro y mediode agua mineral

De getallen vanaf honderd.
TB. p.52 en p.131 ( 10.1)
1010: mil diez
1999: mil novecientos noventa y nueve
100.000: cien mil
10.000.000: diez millones
>>ciento una casa
>> 55.555
>> doscientos euros/ trescientas flores
>> Tres millones de pesos
De kloktijden (TB. p.52 en p.132)
>> (informeel)Hoe laat is het?
(formeel)Weet u, hoe laat het is?
>> minuten, kwartieren en halfuren worden met "y "bij het voorafgaande uur opgeteld, daarna.....met "menos" van het volgende uur afgetrokken.
13.00: Es la una de la tarde
14.05: Son las dos y cinco
14.15:....y cuarto
14.30:....y media
14.35:...Son las tres menos veinticinco
14.45:....Son las tres menos cuarto
14.55:...Son las tres menos cinco
15.00:.....Son las tres en punto

Slide 22 - Tekstslide

Introducción Unidad 6
Por la ciudad

Programma:
  • een stad beschrijven
  • ser/ estar/ hay
  • toeristische informatie inwinnen
  • plaatsaanduidingen 

Slide 23 - Tekstslide

TB: p.53, oef.1 Vul de juiste namen van de steden in....
¿Qué ciudades de España conoces?

1. Granada
2.Buenos Aires
3, Cuba
4.Bilbao
¿ A qué fotos se refieren estos comentarios?
a: 4,1,2         d.4
b: 3               e. 2,3,4
c: 1                 f. 2

Slide 24 - Tekstslide

24 horas en Sevilla
TB.p.54 Lectura 
Un día en Sevilla
Ej.2a
1) comer
2) escuchar
3) comprar
4) ver
5) descansar
a) uitrusten
b) kopen
c) eten
d) luisteren
e) zien/ kijken
1-c
2-d
3-b
4-e
5-a
Waar kan je deze dingen in Sevilla doen? 
Más palabras: lugares de la ciudad p. 172

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

De vertaling van het ww "zijn"
1. ser gebruik je bij:
  1. -persoonsgegevens
  2. -nationaliteit en afkomst
  3. -beroep
  4. -religie
  5. -definitie
  6. - kenmerkende eigenschap
  7. -prijs
  8. -tijd
  9. -plaatsvinden
schrijf nu zelf 5 voorbeeldzinnen
voorbeelden
Hoy es lunes, son las dos de la tarde Juan es un chico, es holandés, es de Chile, es moreno, es profesor.Su reunión es en la escuela, la escuela es del estado chileno. Los costos  para los estudiantes son......euros

Slide 27 - Tekstslide

2. De vertaling van het ww "zijn" met estar
estar
estoy
estás está
estamos
estáis
están
      Gebruik van estar  :
  1.  zijn, staan, hangen, liggen etc. : alles wat je kunt vervangen door zich bevinden!!
  2. om een tijdelijke toestand aan te geven en burgerlijke staat
  3. waardering van gerechten tijdens het eten
Juan está en el tren
estoy cansado/a/ eestoy casado/a
los calamares están muy ricos

Slide 28 - Tekstslide

3. zijn/ z.bevinden kan ook vertaald worden met HAY                Wanneer nu estar en wanneer hay????
estar
hay
  • eigennaam
  • bep.lidwoord
  • bezittelijk vnw
  • aanwijzend vnw
  • onbepaald lidwoord
  • zelfst.nw.
  • telwoord
  • onmeetbaar :mucho/poco
Kortom: zodra je ( met dezelfde woorden) "er" in de zin kunt zetten: 
"hay"

Slide 29 - Tekstslide

en nu jij zelf.........

Slide 30 - Tekstslide

En la oficina de turismo
En la oficina de turismo
1. un restaurante típico
2. un plano de la ciudad
3. una entrada para el concierto de flamenco
4.visitas guiadas en la catedral
5. autobús para Triana
6.comprar sellos
7.abre los lunes
8.las tiendas por la tarde
Luister naar fragment 38 en vul de vragen van  p. 55, ej. 4a aan

Slide 31 - Tekstslide

DEBERES
TB:
p.55, ej. 3b/c, 4a
WB:
p. 55 ej. 1,2,3
p. 56, ej. 4,5,6, 8,10
TB
Woordjes leren van oef. 1,2,3,4

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide