Woordvolgorde oefenen

Woordvolgorde herhalen en oefenen
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Woordvolgorde herhalen en oefenen

Slide 1 - Tekstslide

Gewone volgorde in een hoofdzin:
Onderwerp persoonsvorm iets anders  (OPA)

Jan  loopt naar school
Ik werk elke dag

Slide 2 - Tekstslide

Belangrijk
  • Gewone zin 
  • inversie
  • samengestelde zin:
      twee hoofdzinnen of een hoofdzin en een bijzin

Slide 3 - Tekstslide

Zin met inversie (apo)
Als de zin met iets anders dan het onderwerp begint, bijvoorbeeld de tijd of de plaats, staat het onderwerp ACHTER de persoonsvorm.
Anders persoonsvorm onderwerp

Morgen ga ik voetballen.
Om vijf uur kom ik.

Slide 4 - Tekstslide

Zin met gewone volgorde
Zin met inversie
Gisteren ben ik gevallen
Ik hou van pannenkoeken
Patat vind ik niet lekker.
Jan en Piet voetballen samen
Over een week begint de vakantie

Slide 5 - Sleepvraag

Maak zelf een goede zin met de volgende woorden: wij naar school elke dag gaan

Slide 6 - Open vraag

Goede zinnen
Wij gaan elke dag naar school.
Elke dag gaan wij naar school.

Wat ook nog kan:
Naar school gaan wij elke dag.

Slide 7 - Tekstslide

Maak zelf TWEE goede zinnen met de volgende woorden:
Jan elke avond kijken wil televisie

Slide 8 - Open vraag

Samengestelde zinnen (lange zinnen
Zinnen maken met voegwoorden.....

Voegwoorden plakken zinnen of zinsdelen aan elkaar en geven verband aan de tekst. De tekst krijgt  'samenhang'. Bijvoorbeeld volgorde: Eerst deed ik dit, daarna dat.
Of een tegenstelling: Ik hou wel van fietsen, maar niet van wandelen. Je moet daarbij letten op de VOLGORDE

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

De volgorde in de tweede zin verandert niet.
In de tweede zin verandert de woordvolgorde
en
maar
omdat
zodat
Terwijl
dus
want

Slide 11 - Sleepvraag

Welke zin is NIET goed?
A
Ik hou van jou, want je bent lief.
B
Ik hou van mijn broer omdat hij is lief.
C
Ik lees de krant, terwijl ik muziek luister
D
Ik ga naar school, zodat ik veel kan leren.

Slide 12 - Quizvraag

Slide 13 - Video

Welke zin is goed?
A
Als het regent, neem ik een paraplu mee.
B
Als het regent, ik neem een paraplu mee.

Slide 14 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Ik hoop dat hij haalt zijn examen.
B
Ik hoop dat hij zijn examen haalt.

Slide 15 - Quizvraag

Welke zin is goed?
A
Als het donker is, ik wil niet autorijden.
B
Als het donker is, wil ik niet autorijden.

Slide 16 - Quizvraag

Welke zin is NIET goed?
A
Ik had een onvoldoende, hoewel ik heel hard had geleerd.
B
Hoewel ik heel hard had geleerd, ik had een onvoldoende.
C
Hoewel ik heel hard had geleerd, had ik een onvoldoende.
D
Ik had een onvoldoende, maar ik had heel hard geleerd.

Slide 17 - Quizvraag

Maak een goede zin met alle woorden:
als jarig Hans is hij een feest geeft

Slide 18 - Open vraag

Goede zinnen:
Als Hans jarig is, geeft hij een feest.
Hans geeft een feest, als hij jarig is.

Wat ook nog kan:
Als hij een feest geeft, is Hans jarig.
Als Hans een feest geeft, is hij jarig.

Slide 19 - Tekstslide

Welke zin is NIET goed
A
Omdat het al laat is, ik ga snel naar huis.
B
Omdat het al laat is, ga ik snel naar huis.
C
Ik ga snel naar huis, omdat het al laat is.
D
Ik ga snel naar huis, want het is al laat.

Slide 20 - Quizvraag

Hoe gaat het nu bij jou met de woordvolgorde in de zinnen?
šŸ˜’šŸ™šŸ˜šŸ™‚šŸ˜ƒ

Slide 21 - Poll

Wat wil jij in de volgende lessen nog graag oefenen om je schrijven te verbeteren? (iets anders dan woordvolgorde...)

Slide 22 - Open vraag

Hoe nuttig waren deze extra online lessen tot nu toe voor jou? Geef een cijfer tussen 1 (niet nuttig) en 10 ( heel nuttig)
110

Slide 23 - Poll

Bedankt voor jullie aandacht
Volgende week gaan we een ander onderwerp behandelen

Slide 24 - Tekstslide