Zakelijk brief les 2

Zakelijke brief 
Uitleg zakelijke brief: formele taal


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, bLeerjaar 3,4

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Zakelijke brief 
Uitleg zakelijke brief: formele taal


Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
Na deze les weet je: 
  • Wat formele en informele taal is
  • Kun je de conventies van de zakelijke brief toepassen
  • Heb je geoefend met het schrijven van een zakelijke brief

Slide 2 - Tekstslide

Vorige les: Het 'boodschappenlijstje' 
  1. Afzender
  2. Woonplaats, datum
  3. Adressant
  4. Onderwerp 
  5. Aanhef
  6. inleiding
  7. Kern 
  8. Slot
  9. Slotzin
  10. Slotgroet

Slide 3 - Tekstslide

Wat staat bovenaan een zakelijke brief?
A
De plaats en datum
B
Geachte heer/mevrouw,
C
Het adres van de ontvanger
D
Jouw eigen woonadres

Slide 4 - Quizvraag

Hoe schrijf je de plaats en datum in een zakelijke brief?
A
Den Haag, 22-04-2021
B
Den haag, 22 April 2021
C
denhaag, 22 april 2021,
D
Den Haag, 22 april 2021

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de juiste aanhef voor een zakelijke brief?
A
Beste Meneer Jansma,
B
Geachte Meneer Jansma,
C
Geachte heer Jansma,
D
Hallo meneer Jansma,

Slide 6 - Quizvraag

In de inleiding van de zakelijke brief..
A
Stel je jezelf voor.
B
Leg je uit wat het probleem is.
C
Bedank je alvast voor de reactie.
D
Geef je informatie.

Slide 7 - Quizvraag

De inleiding van een zakelijke brief mag met 'ik' beginnen.
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quizvraag

Kies de juiste slotgroet
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Groeten,
C
Met vriendelijke groet,
D
met vriendelijke groet,

Slide 9 - Quizvraag

Formeel en informeel
Formeel:

- Je spreekt de ander aan met 'u' 
- Je gebruikt nette taal
- Je bent netjes en beleefd

Tegen wie bijvoorbeeld?
Informeel:

- Je mag 'je' en 'jou' zeggen
- Vlottere taal gebruiken
- Je mag grapjes maken

Tegen wie bijvoorbeeld?

Slide 10 - Tekstslide

Formeel
Informeel (niet formeel)

Slide 11 - Tekstslide

Formeel of informeel?

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht
Maak de laatste opdracht uit je opdrachtenboekje. 

Slide 13 - Tekstslide

Wat betekent formeel?
A
Straattaal
B
Zakelijk
C
Persoonlijk
D
Netjes

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer moet je formeel zijn
A
tegen oudere mensen
B
C
in een zakelijke brief
D
tegen jongere mensen

Slide 15 - Quizvraag

Is dit formeel of informeel
A
Formeel
B
Informeel

Slide 16 - Quizvraag

Lesdoelen behaald?
  • Je weet nu de volgorde van de zakelijke brief
  • Je kunt de regels van de zakelijke brief toepassen
  • Je kunt een goede zakelijke brief schrijven met een inleiding, kern en slot

Slide 17 - Tekstslide

Wat heb je deze les geleerd?

Slide 18 - Open vraag

Heb je een vraag?

Slide 19 - Open vraag