3.3 Planten

3.3. Planten
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

3.3. Planten

Slide 1 - Tekstslide

TERUGBLIK

Slide 2 - Tekstslide

Bacteriën
schimmels
dieren
planten
geen celwand
bladgroen korrels
geen celkern
wel celwand, 
celkern, geen bladgroenkorrels

Slide 3 - Sleepvraag


Een cel van een schimmel heeft:
A
wel een celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels
B
wel een celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
C
GEEN celkern - wel een celwand - GEEN bladgroenkorrels
D
GEEN celkern - wel een celwand - wel bladgroenkorrels

Slide 4 - Quizvraag

Noem de 3 kenmerken om de vier rijken te ordenen?
A
Bladgroenkorrels, celkern en cytoplasma
B
Bladgroenkorrels, celkern en celwand
C
Blad, stengel en wortel
D
Celkern, celwand en slijmvliescellen

Slide 5 - Quizvraag

Leerdoelen
3.3.4 Je kunt kenmerken noemen van zaadplanten en sporenplanten.



Er zijn bijna 300 000 soorten planten. Zelfs in de woestijn groeien planten. Planten zijn de enige groep met bladgroenkorrels.

Slide 6 - Tekstslide

Planten
Ze zijn superbelangrijk voor het leven op aarde. Ze maken zuurstof en voedsel. 
We delen ze in in 3 stammen: wieren, sporenplanten en zaadplanten.
Celkenmerken: 
Celkern
 Celwand
Bladgroenkorrels. 

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Wieren
Of algen. 
Geen bloemen, geen wortels, geen stengels of bladeren. 
Eencelig of meercellig. 

Slide 9 - Tekstslide

Planten
Planten hebben wortels, stengels en bladeren. Toch zien planten er verschillend uit. 


Twee groepen planten zijn de zaadplanten en de sporenplanten. De zaadplanten hebben bloemen. De sporenplanten niet.
Mensjes

Slide 10 - Tekstslide

Sporenplanten
Mossen en varens zijn sporenplanten. 
Ze hebben wortels, stengels en bladeren maar geen bloemen
Voortplanting is door sporen.
Een spore is een cel waaruit een nieuwe plant kan groeien.
 

Slide 11 - Tekstslide

Mossen
Mossen zijn kleine plantjes met kleine blaadjes. Ze groeien in groepen bij elkaar.

Mosplantjes vormen sporendoosjes die 
(ver) boven het plantje zelf uitsteken.

In de sporendoosjes zitten sporen, 
dat zijn de voortplantingscellen van de sporenplant.

Slide 12 - Tekstslide

Varens
Varens herken je aan hun grote bladeren. 
De bladrand is vaak ingesneden. 
Zo lijkt één blad uit allemaal kleine blaadjes te bestaan. 
Varens vormen sporenhoopjes aan de onderzijde van de bladeren. Hier zitten de sporen in.


Slide 13 - Tekstslide

..

De sporen van de mossen zitten in sporendoosjes op steeltjes die boven het mos uitsteken
.

De sporen van varens zitten in sporenhoopjes aan de onderkant van de bladeren
Mossen                          Varens

Slide 14 - Tekstslide

Zaadplanten
Zaadplanten planten zich voort door zaden. Uit een zaad kan een nieuw plantje groeien.
Zaadplanten hebben bloemen, in de bloem kan een zaad ontstaan.
Voorbeelden van zaadplanten zijn bijvoorbeeld gras, struiken, bomen en planten zoals in de afbeelding..
Zaadplanten worden onderverdeeld in 2 klassen:  Naaktzadige en bedektzadige planten. 

appelbloesem
appels
appel zaden (in klokhuis)

Slide 15 - Tekstslide

Naaktzadige planten
Een den is een naaktzadige plant. De denneappel (de 'kegel) wordt gemaakt van schubben waarin de zaden onbedekt (naakt) liggen. Naaktzadige planten hebben bladeren in de vorm van een naald. 

Slide 16 - Tekstslide

Bedektzadige planten
Planten die bloemen en vruchten hebben zijn bedektzadige planten, De zaadjes zitten in de vruchten (ze worden er dus door 'bedekt'). De vruchten worden gevormd uit de bloemen. 

Slide 17 - Tekstslide

Vruchten worden gevormd uit bloemen
Uit vruchten komen de zaadjes ("baby´s" ) van planten
Vruchten

Slide 18 - Tekstslide

Zoekkaart
Om een organisme op te zoeken die je niet kent ('determineren').
Laten we determineren: 
A-B-C-ja
A-B-E-nee
A-B-E-ja

Slide 19 - Tekstslide

Determineertabel: Kan ook gebruikt worden. Je wordt bij het beantwoorden van de vragen naar de volgende vraag gestuurd.  
Kan ook gebruikt worden. Je wordt bij het beantwoorden van de vragen naar de volgende vraag gestuurd.  

Slide 20 - Tekstslide

Onthoud
• Planten hebben wortels, stengels en bladeren.
• Zaadplanten zijn planten met bloemen.
– Nieuwe planten groeien uit zaden.
– De zaden ontstaan in de bloemen.
• Sporenplanten zijn planten zonder bloemen.
– Nieuwe planten groeien uit sporen.
– Bij mos ontstaan de sporen in sporendoosjes op steeltjes.
– Bij varens ontstaan de sporen in sporenhoopjes onder het blad.

Slide 21 - Tekstslide

Aan het werk! Bio voor Jou
Wat? 3.3 Planten - opdrachten 14 t/m 18

Waar? In Magister.me in de studiewijzer mens en natuur. 

Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Test Jezelf!

timer
1:00

Slide 22 - Tekstslide

Quizje?

Slide 23 - Tekstslide

Sporenplant
Sporenplant
Zaadplant
Zaadplant
Mos
Varen
Bloem
Gras

Slide 24 - Sleepvraag


Behoort tot de
A
zaadplanten
B
sporenplanten
C
varens
D
schimmels

Slide 25 - Quizvraag


In de afbeelding
zie je
A
sporendoosjes
B
sporenhoopjes
C
voortplantingscellen van een mos
D
zaden van een zaadplant

Slide 26 - Quizvraag


Behoort tot de stam van de ......
A
zaadplanten
B
sporenplanten
C
bomen en struiken
D
planten

Slide 27 - Quizvraag


Een zaadplant heeft een kenmerk dat sporenplanten niet hebben:
A
wortels
B
stengels
C
bladeren
D
bloemen

Slide 28 - Quizvraag

zaadplanten
sporenplanten
algen
Sleep de afbeeldingen naar de juiste indeling.

Slide 29 - Sleepvraag