V3 - Perfekt bilden/voltooid deelwoord

Partizip Perfekt
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Partizip Perfekt

Slide 1 - Tekstslide

Lernziele
Am Ende der Stunde können die Schüler...
  • ... deutsche Sätze mit dem Perfekt (votooid deelwoord) bilden.
  • ... erklären wie man bestimmt welches Hilfsverb (hulpwerkwoord: haben of sein)  beim Perfekt benutzt wird.

Slide 2 - Tekstslide

Wat weet je over voltooid deelwoord.

Slide 3 - Woordweb

das Perfekt
  • Was ist das Perfekt?

  • Ich habe am Wochenende getanzt.
  • Ich habe heute Nacht gut geschlafen.
  • Ich bin gestern zu Hause geblieben.

  • Also, wie bilden wir das Perfekt?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

Zwakke ww: Hoofdregel: → ge + stam + t
Ich habe in Amterdam .......... (wohnen)

Slide 6 - Open vraag

zwakke werkwoorden op -t/-d:
→ ge + stam + et
Ich habe in Amterdam .......... (arbeiten)

Slide 7 - Open vraag

Zwakke werkwoorden op medeklinker +-m / -n :
→ ge + stam + et
In Amterdam hat es .............. (regnen)

Slide 8 - Open vraag

Zwakke werkwoorden op - ieren:
→ stam + t
Ich habe in Amterdam .......... (studieren)

Slide 9 - Open vraag

Sterke werkwoorden
ge + stam + en
Ich habe in Amterdam .......... (laufen)

Slide 10 - Open vraag

Sterke werkwoorden
ge + stam + -en 
ge + stam + -en 
Soms veranderen er echter klinkers of wordt er een extra letter toegevoegd voor de uitspraak. 
TIP:  Klankt verandert in het Nederlands? Dan is dit in het Duits meestal ook zo! 
Bijvoorbeeld;
slapen – geslapen    -----    schlafen – geschlafen
drinken – gedronken -----   trinken – getrunken
lezen – gelezen -------  lesen – gelesen
ruiken – geroken -----       riechen – gerochen
 
Sommige werkwoorden zijn volledig onregelmatig. Bekende voorbeelden zijn sein of gehen.
Ik ben geweest ————- > Ich bin gewesen
Ik ben gegaan ————– > Ich bin gegangen
 
 


Slide 11 - Tekstslide

Haben of sein?
 
In veel gevallen gebruik je hierbij hetzelfde hulpwerkwoord als je in het Nederlands zou doen. Er zijn helaas altijd  een paar uitzonderingen:
Bij anfangen (beginnen), gefallen (bevallen), vergessen (vergeten) --> gebruik je in het Nederlands zijn (ik ben begonnen, het is bevallen, ik ben vergeten). 
In het Duits gebruiken we altijd haben : ich habe angefangen, es hat mir gefallen, ich habe es vergessen.

Bij begegnen (ontmoeten), laufen (lopen), folgen (volgen), fahren (rijden) gebruik je in het Nederlands hebben (ik heb ontmoet, ik heb gelopen, ik heb gevolgd). 
In het Duits gebruiken we altijd sein: ich bin begegnet, ich bin gelaufen, ich gefolgt.
 
 

Slide 12 - Tekstslide

das Perfektin samengevat

Slide 13 - Tekstslide

Het voltooid deelwoord van:
-kaufen
-hören
-lesen

Slide 14 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van:
-kaufen

Slide 15 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van:
-gratulieren
-arbeiten
-studieren

Slide 16 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van:
-gratulieren

Slide 17 - Open vraag

Het voltooid deelwoord van:
-arbeiten

Slide 18 - Open vraag

Als er sprake is van richting (a naar b) gebruik je:
A
een vorm van sein
B
een vorm van haben

Slide 19 - Quizvraag

Een "scheidbaar" werkwoord is aufstehen, dat bestaat dus uit 2 delen. Wat is het voltooid deelwoord daarvan?
A
geaufstehen
B
aufgesteht
C
aufgestanden
D
aufstonden

Slide 20 - Quizvraag

Een niet scheidbaar werkwoord is besuchen, dat bestaat dus uit 1 deel. Wat is het voltooid deelwoord?
A
begesucht
B
besucht
C
gebesucht
D
besuchten

Slide 21 - Quizvraag

timer
1:00
sein
haben
gesprochen
geschwommen
gegangen
gearbeitet
gehört
gelaufen
geschrieben

Slide 22 - Sleepvraag

Übung -->  Nu jij!! pak je schrift. 
1. Hast / Bist du einen Tisch im Restaurant reserviert?

2. Ich habe / bin schon ein Taxi bestellt. 

3. Letztes Mal haben / sind wir zu Fuß gegangen. 

4. Aber da hat / ist etwas passiert. 

5. Es hat / ist zu regnen angefangen. 

6. Und wir haben / sind ganz nass im Restaurant angekommen. 

7. Aber das Essen hat / ist trotzdem sehr gut geschmeckt.

Slide 23 - Tekstslide

1. Hast / Bist du einen Tisch im Restaurant reserviert?
2. Ich habe / bin schon ein Taxi bestellt.
3. Letztes Mal haben / sind wir zu Fuß gegangen.
4. Aber da hat / ist etwas passiert.



Slide 24 - Open vraag

1. Es hat / ist zu regnen angefangen.
2. Und wir haben / sind ganz nass im Restaurant angekommen.
3. Aber das Essen hat / ist trotzdem sehr gut geschmeckt.

Slide 25 - Open vraag

Proef-SO
5 vragen zoals ze ook op de toets komen

Slide 26 - Tekstslide

Ergänze das Partizip II. Ergänze auch die richtige Form des Hilfsverbs haben oder sein.
(laufen) --> Mein Bruder (.............) gestern eine Marathon (..........)

Slide 27 - Open vraag

Ergänze das Partizip II. Ergänze auch die richtige Form des Hilfsverbs haben oder sein.

(fahren) --> Ich (.........) zum Jumbo (.............).

Slide 28 - Open vraag

Ergänze das Partizip II. Ergänze auch die richtige Form des Hilfsverbs haben oder sein.
(wohnen) --> Ich (..........) in Berlin (.............).

Slide 29 - Open vraag

Ergänze das Partizip II. Ergänze auch die richtige Form des Hilfsverbs haben oder sein.

(essen) --> Ich (..........) viel Eis (.................).

Slide 30 - Open vraag

Ergänze das Partizip II. Ergänze auch die richtige Form des Hilfsverbs haben oder sein.

(trainieren) --> Heute (..........) ich viel (...............).

Slide 31 - Open vraag

Was hast du heute gelernt?

Slide 32 - Woordweb

Hast du noch Fragen?

Slide 33 - Woordweb

Slide 34 - Video