present simple of present continuous
1 / 17
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
wanneer gebruik je de present simple? (er zijn meerdere antwoorden goed)
A
bij gewoontes
B
als het nu gebeurt
C
iets wat altijd gebeurt
D
feiten
Slide 4 - Quizvraag
wat is een signaalwoord van de present simple? (er zijn meerdere antwoorden goed)
A
always
B
never
C
now
D
ever
Slide 5 - Quizvraag
zet in de present simple:
I always _____ (to brush) my teeth in the morning.
I always _____ (to brush) my teeth in the morning.
Slide 6 - Open vraag
zet in de present simple:
She ___ (to call) her grandmother every Sunday.
She ___ (to call) her grandmother every Sunday.
Slide 7 - Open vraag
zet in de present simple: The boys ____(to play) football every week.
Slide 8 - Open vraag
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
wanneer gebruik je de present continuous?
A
als iets nu gebeurt
B
bij gewoontes
C
bij feiten
D
altijd
Slide 11 - Quizvraag
welke signaalwoorden horen bij de present continuous?
Slide 12 - Woordweb
zet in de present continous:
I ____ (to eat) a pizza at the moment.
I ____ (to eat) a pizza at the moment.
Slide 13 - Open vraag
zet in de present continous:
Listen! Mary ___(to sing) a song.
Listen! Mary ___(to sing) a song.
Slide 14 - Open vraag
zet in de present continuous:
They _____ (to talk) now.
They _____ (to talk) now.
