De politie

.
De politie
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalWoordenschat+3BasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Introductie

Agenten kom je overal tegen. De ene keer scheuren ze voorbij op een motor. De andere keer delen ze bekeuringen uit. Ze lopen op straat, of galopperen voorbij op een paard. Wat doen agenten allemaal? En hoe zit de politie in elkaar?

Instructies

Werkbladen

Onderdelen in deze les

.
De politie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

.
Dit weet ik al!
Takenlijst
Welke taken horen bij de politie, denk je?
Schrijf 5 taken op in je projectschrift. Werk samen met een klasgenootje.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragenmuur
Wat zou jij willen weten over de politie? Schrijf jouw vragen op en plak ze op de vragenmuur!

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wereldoriëntatie
Na deze les:
  • weet ik hoe de politie werkt.
  • weet ik welke taken horen bij politiewerk.
  • kan ik uitleggen hoe het eraan toe gaat in de meldkamer.
Dit ga je leren
Woordenschat
  • na deze les begrijp ik de belangrijke woorden die met de politie te maken hebben.
Taal
  • Na deze les kan ik een interview voorbereiden met een politieagent.


Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Verdiepende tekst
Lees samen de tekst hiernaast en arceer de moeilijke woorden. 
Arceer in elk geval:
  • opsporen
  • de wet
  • de ramp
  • speciaal
  • de kennis
  • technisch
  • melden 
  • bestrijden 
  • het gebied
  • het advies
  • het evenement
  • beantwoorden
  • spoedig

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de wapenstok
Korte, harde staaf waarmee je iemand kunt slaan.
De politie-agent sloeg met de wapenstok op het been van de aanvaller. 
Woordenschat
Wat heeft een agent bij zich?
de pepperspray
Bijtende vloeistof in een spuitbus waarmee je aanvallers tijdelijk buiten gevecht kunt stellen.
De politie moest pepperspray gebruiken om het gevecht tussen de voetbalsupporters te stoppen. 

Hulpkaart
de portofoon
Draagbaar zend-ontvangtoestel voor communicatie tussen meerdere personen. 
Vanuit de meldkamer kregen we een oproep door de portofoon
de handboeien
Touw, beugel of strip waarmee je iemands handen aan elkaar vastbindt.
De politie voerde de vrouw, met handboeien om, af met de politie-auto.

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de moeilijke woorden met uw leerlingen.
Woordenschat
eten
het ontbijt
de lunch
het diner
Ga met behulp van de hulpkaart op zoek naar de betekenis van de woorden die jij hebt gearceerd. 
Weet je de betekenis nog niet? Schrijf de betekenis voor jezelf op. Horen er woorden bij elkaar? Maak dan een woordparaplu, -kast of -trap.
groot
klein
muis
olifant
Hulpkaart
woordparaplu
woordtrap
woordkast

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de belangrijke woorden met uw leerlingen. De hulpkaart kan helpen om achter de betekenis van de woorden te komen. In hun logboek noteren de leerlingen de betekenis van de woorden die ze nog niet kenden.
Bekijk de video
Bekijk de video over de politie

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Wat hoort niet bij het basiswerk van de politie?
Schrijf het antwoord op je wisbordje en houd je wisbordje op het teken van je juf of meester in de lucht. Of doe mee met je eigen device.
Heb jij het artikel goed begrepen? Test je kennis!
A
Tips geven tegen inbraak
B
Helpen bij verkeersproblemen
C
Toezichthouden in de wijk
D
DNA-onderzoek

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Wat hoort niet bij een specialist van de politie?
Schrijf het antwoord op je wisbordje en houd je wisbordje op het teken van je juf of meester in de lucht. Of doe mee met je eigen device.
Heb jij het artikel goed begrepen? Test je kennis!
A
Sporen onderzoeken na inbraak
B
Onderzoek naar drugshandel
C
Jeugdcriminaliteit
D
Werken als wijkagent

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Heb jij het artikel goed begrepen? Test je kennis!
WAAR of NIET WAAR? Slepen maar!

Een forensisch rechercheur weet alles van DNA!

Slide 11 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Heb jij het artikel goed begrepen? Test je kennis!
WAAR of NIET WAAR?
Agenten hebben altijd een pistool bij zich.
Schrijf het antwoord op je wisbordje en houd je wisbordje op het teken van je juf of meester in de lucht. Of doe mee met je eigen device.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Wat moet een agent doen nadat hij zijn pistool heeft gebruikt? 
Schrijf het antwoord op je wisbordje en houd je wisbordje op het teken van je juf of meester in de lucht. Of doe mee met je eigen device.
Heb jij het artikel goed begrepen? Test je kennis!

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies


Waaraan kun je zien welke rang een agent heeft?
Schrijf het antwoord op je wisbordje en houd je wisbordje op het teken van je juf of meester in de lucht. Of doe mee met je eigen device.
Heb jij het artikel goed begrepen? Test je kennis!

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Heb jij het artikel goed begrepen? Test je kennis!

Hoeveel regionale eenheden zijn er?

Schrijf het antwoord op je wisbordje en houd je wisbordje op het teken van je juf of meester in de lucht. Of doe mee met je eigen device.
A
8
B
9
C
10
D
11

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Heb jij het artikel goed begrepen? Test je kennis!

Welke eenheid beschermt het Koninklijk Huis?

Schrijf het antwoord op je wisbordje en houd je wisbordje op het teken van je juf of meester in de lucht. Of doe mee met je eigen device.
A
De landelijke eenheid
B
De regionale eenheden
C
De districten
D
Het paleisteam

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Je gaat een politieagent interviewen. Een interview is een gesprek tussen twee (of meer) mensen, waarbij de een van alles wil weten van de ander. 
Je gaat dus vragen opschrijven die je kan stellen aan een agent. 

Maar hoe stel je goede vragen?
Ik ga je helpen!


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het interview
Stel de volgende vragen maar eens aan elkaar en geef antwoord. Merk je het verschil?
Vind jij rekenen leuk?
Als je een dag met iemand zou kunnen ruilen, met wie zou dat zijn en waarom?
Een interview: wat is dat?
Een interview is een gesprek tussen twee (of meer) mensen, waarbij de een van alles wil weten van de ander. De interviewer wil bijvoorbeeld een artikel schrijven, of een filmpje maken. Daarvoor heeft hij de kennis of ervaringen van de ander nodig.
Wie is wie?
Als je een interview afneemt ben jij de interviewer. Je stelt iemand vragen en luistert goed naar wat de ander zegt. Degene die antwoord geeft op je vragen is de geïnterviewde.
Bij een interview kun je naar feiten vragen, of naar iemands mening (of naar allebei). Een feit is iets dat echt gebeurd is / wat je kunt controleren. Wat iemand vindt noem je een mening. Bedenk van tevoren wat je graag wilt weten van de politieagent. Dit helpt om de juiste vragen te bedenken.
Open of gesloten vragen?
Je kunt open en gesloten vragen stellen. Een gesloten vraag kan alleen met ja of nee worden beantwoord. Door open vragen te stellen krijg je vaak meer informatie.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag!
Aan de slag
Bereid een interview met een politieagent voor. Bedenk minimaal 10 vragen. Is je vragenlijst af? Haal 'm door de vragencheck!
  • Er staan tien vragen (of meer) op mijn lijst. 
  • De meeste vragen zijn open. 
  • De volgorde is logisch. 
  • Alles wat ik wil weten staat op mijn vragenlijst. 
  • Ik heb gelet op hoofdletters, punten en komma's. 

Ken jij een politieagent? Vraag dan of jij jouw interview mag afnemen. Als je iemand geïnterviewd hebt, kun je er een artikel van maken. 
Extra moeilijk 
Vragencheck
timer
15:00

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wereldoriëntatie

  • Ik weet hoe de politie werkt.
  • Ik weet welke taken horen bij politiewerk.
  • Ik kan uitleggen hoe het eraan toegaat in de meldkamer.
Dit weet ik ... & Dit kan ik ... 
Woordenschat
  • ik begrijp de belangrijke woorden die met de politie te maken hebben.
Taal
  • Ik kan vragen voorbereiden voor een interview met een politieagent. 


Slide 20 - Tekstslide

Terugkoppeling lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen. Hebben zij de lesdoelen behaald?
Terugkoppeling eigen leervragen
  • Op welke vragen hebben jullie deze les antwoord gekregen? 
  • Welke vragen zijn nog onbeantwoord? 
  • Hoe kun je ervoor zorgen dat je toch achter het antwoord op deze vragen komt?

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

              Tot de volgende keer!

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies