4.6 en 4.7

TCA2 4.6 en 4.7
Nodig voor deze paragrafen:
  1. TCA2 4.6 Rarara, waar gaat het over
  2. TCA2 4.6 gekleurde tekst online bestellen


1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsISK

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

TCA2 4.6 en 4.7
Nodig voor deze paragrafen:
  1. TCA2 4.6 Rarara, waar gaat het over
  2. TCA2 4.6 gekleurde tekst online bestellen


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugkijken
De toetsen zijn nagekeken.
We bespreken deze volgende week.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rarara, waar gaat het over?
Jullie gaan raden waar de les van vandaag over gaat.

In tweetallen:
  • Je krijgt 12 kaartjes van de docent.
  • Je krijgt 3 minuten de tijd om te overleggen en te raden wat het onderwerp is.


timer
3:00

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rarara, waar gaat het over?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Rarara, waar gaat het over?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer je vandaag? 4.6
Ik kan informatie over spullen van een winkel lezen en begrijpen.
Ik ken de woorden: het product, de fles, de schaar, de nagels, de borstel, het bakje, de doekjes, knippen, voeren, plassen, voelen, stevig, perfect en zacht
Ik kan online iets bestellen
Ik kan mijn ervaring over een bestelling opschrijven.
Functioneel
Structureel

Slide 7 - Tekstslide

Voorkennis ophalen
Werkvorm zoek de fout:

In tweetallen zoeken de cursisten de fout.
Vraag klassikaal een paar tweetallen uit te leggen wat precies de fout is.
online bestellen

Slide 8 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Koop je wel eens spullen online?
JA
NEE

Slide 9 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Heb je wel eens een slechte ervaring gehad met online bestellen?
JA
NEE

Slide 10 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan informatie over spullen van een winkel lezen en begrijpen.
  1. Lees tekst 48 in je boek.
  2. Maak opdracht 49 
  3. Maak opdracht 50
timer
0:07

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan online iets bestellen

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de toevoeging
het bezorgmoment
het winkelmandje
bezorgen
de betaalmogelijkheden
de toevoeging
het bezorgmoment

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Woordenschat

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

traag
traag
als iets niet snel beweegt of gebeurt.

Een slak is traag – hij kruipt heel langzaam.
Als je traag loopt, doe je rustig aan.
Een traag internet doet er lang over om iets te laden.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

betrouwbaar
Betrouwbaar
Als iemand doet wat hij zegt en eerlijk is.

  1. Een betrouwbare vriend is iemand die je geheimen niet doorvertelt.
  2. Een betrouwbare auto gaat niet snel kapot.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

tevreden
Tevreden
Als je denkt: “Dit is goed zo.”

  1. Je bent tevreden met het resultaat van je toets, zelfs als het niet perfect is.
  2. Je bent tevreden met je werk omdat je het leuk vindt.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

teleurgesteld
Teleurgesteld
Als je iets graag wilt, maar het lukt niet of het gebeurt niet.

  1. Je bent teleurgesteld als je geen prijs hebt gewonnen.
  2. Je bent teleurgesteld als het product niet zo is als je verwacht had.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het product
het product
Een product is een ding dat je kunt kopen of gebruiken.

  1. Een appel in de winkel is een product.
  2. Een fiets, een boek of een speelgoedauto zijn ook producten.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

de informatie
de informatie
Wat je moet weten over iets of iemand.

Informatie over een product:
wat het is
wat het kost
waar het van gemaakt is


Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

zacht
zacht
Als iets fijn aanvoelt.

  1. Een kussen is zacht.
  2. Een knuffelbeer is zacht.
  3. Een kattenvacht voelt zacht aan.


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

scherp
scherp
als iets kan snijden of prikken.

  1. Een mes is scherp – het kan door papier of eten snijden.
  2. Een naald is scherp – die kan in je huid prikken.


Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In heterogene tweetallen. Beantwoord samen de vragen. Je hebt maar één telefoon nodig!
Sadia
Leyla
Mihai
Merve
Olesia
Cindy
Raziye
Lily
Saadiyo
Jenny
Anesha
Giedre
Lydia

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het tegengestelde van:
Bijvoorbeeld:

Het tegengestelde van zwart = wit
Het tegengestelde van groot = klein

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

goedkoop
A
duur
B
hoog
C
gratis

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

tevreden
A
saai
B
teleurgesteld
C
ontevreden

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

betrouwbaar
A
traag
B
teleurgesteld
C
onbetrouwbaar

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vriendelijk
A
aardig
B
onvriendelijk
C
slecht

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord past in de zin?
Bijvoorbeeld:

De schoenen zijn te klein. Ik ben niet ..........


A       tevreden
B    betrouwbaar

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord past in de zin?

Ik zoek een ......... om mijn auto te wassen
A
product
B
schaar

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord past in de zin?

Ze maakt haar haren mooi met een .........
A
borstel
B
bakje

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord past in de zin?

Mijn tas is ......... . Hij gaat niet snel kapot.
A
scherp
B
stevig

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welk woord past in de zin?

Het antwoord is ......... . Heel goed!
A
perfect
B
scherp

Slide 33 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In homogene tweetallen. Sorteer samen de woorden.
Sadia
Leyla
Mihai
Merve
Olesia
Cindy
Raziye
Lily
Saadiyo
Jenny
Anesha
Giedre
Lydia

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

sorteertaak in tweetallen
mensen - dieren - dingen
kenmerken / eigenschappen / wat iets is
handelingen / werkwoorden / iets wat je doet
de tas
prachtig
kopen

Slide 35 - Tekstslide

-
Ik kan mijn ervaring over een bestelling opschrijven.
Je krijgt een tekst.
Je moet woorden invullen. 

Voorbeeld:
Vorige week bestelde ik een _______________ jas online.
Je vult in
Vorige week bestelde ik een lange                   jas online.


Slide 36 - Tekstslide

-
Nieuwe tweetallen. Beantwoord samen de vragen
Sadia
Lily
Mihai
Leyla
Olesia
Raziye
Cindy
Merve
Saadiyo
Lydia
Anesha
Jenny
Giedre

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugkijken

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan informatie over spullen van een winkel lezen en begrijpen.
een beetje
ja
nee

Slide 39 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan online iets bestellen
een beetje
ja
nee

Slide 40 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan mijn ervaring over een bestelling opschrijven
een beetje
ja
nee

Slide 41 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Wat wil je nog leren?
om informatie te lezen
om online iets te bestellen
om je ervaring over een online bestelling op te schrijven

Slide 42 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat leer je vandaag? 3.1
Ik kan een korte tekst over mijn familie schrijven.
Functioneel
Structureel

Slide 43 - Tekstslide

Voorkennis ophalen
Werkvorm zoek de fout:

In tweetallen zoeken de cursisten de fout.
Vraag klassikaal een paar tweetallen uit te leggen wat precies de fout is.
Dictogloss - groepjes van 3
  • ronde 1 --> alleen luisteren

  • ronde 2 --> aantekeningen maken

  • In drietallen bespreken wat jullie hebben gehoord.

  • Eén persoon uit het groepje schrijft het verhaaltje op.

  • Eén persoon uit het groepje leest het verhaal voor. 

  •  Controle

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 1


De docent leest het verhaal en iedereen luistert.

Mijn familie in het buitenland

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 2


Maak aantekeningen.
Schrijf geen hele zinnen. Schrijf alleen belangrijke woorden.
Mijn familie in het buitenland

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 3
  • Bespreek in drietallen wat jullie hebben gehoord. 
  • Kijk naar je aantekeningen. 
timer
3:00

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 4
Schrijf samen het verhaal. 
Elk groepje schrijft dus één verhaal.

Let op:
  • Schrijf hoofdletters en punten. 
  • Spel de blauwe woorden goed.


timer
15:00

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ronde 5
Lees jullie verhaal voor

Slide 49 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Heeft elke zin een hoofdletter en een punt?
Zijn de blauwe woorden goed gespeld?
Mijn familie in het buitenland
Mijn zus woont sinds vorig jaar in Spanje. Binnenkort gaan ze verhuizen naar een nieuw huis. Daar zal haar gezin aan moeten wennen. Ik mis haar heel erg, maar we houden goed contact. We mailen elkaar elke week.
Binnenkort gaan haar kinderen naar de basisschool. Ze kennen daar nog niemand. De moeder van haar man brengt de kinderen op maandag en op woensdag naar school. Ze zorgt na school voor de kinderen. Dan kan mijn zus naar de cursus om de Spaanse taal te leren. Slim, hé!

Slide 50 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf een tekst.
Voorbeeld:
Mijn naam is Yvonne Koster.
Ik kom uit Nederland.

Slide 51 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Terugkijken
De toetsen zijn nagekeken.
We bespreken deze volgende week.

Slide 52 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies