H4.3 Leespubliek, kernzin, beeld en opmaak

H4.3 Lezen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H4.3 Lezen

Slide 1 - Tekstslide

Het gaat over:
  • Leespubliek
  • Beeld en opmaak
  • tekstsoorten 

Slide 2 - Tekstslide

Leespubliek
Een schrijver schrijft zijn tekst niet voor iedereen, maar voor een bepaalde groep lezers.

Voor welk leespubliek is de tekst bedoeld?
Let hierop:
• het soort plaatjes, de bron, het taalgebruik, het onderwerp, hoe de lezer wordt aangesproken: met u of jij.

Slide 3 - Tekstslide

voorbeeld:
Voorbeeld van een tekst geschreven voor jongeren:
Er is een nieuwe griep ontdekt bij zeehonden. Het virus komt van vogels en heeft al honderden zeehonden gedood. Nu kun je denken: ach, het zijn maar zeehonden. Maar als het virus zoogdieren ziek kan maken, kan dat later ook een gevaar worden voor mensen.
(Bron: Know How)

Leespubliek?:
de bron: Know How is een tijdschrift met wetenschappelijke weetjes voor jongeren;
het onderwerp: jongeren vinden dieren vaak interessant;
het taalgebruik: er staan geen lange zinnen en weinig moeilijke woorden in de tekst;
• de aanspreekvorm: de lezer wordt met jij aangesproken

Slide 4 - Tekstslide

Kernzin
=
• de zin met de belangrijkste informatie;
• meestal de eerste zin van de alinea;
• soms de laatste zin van de alinea.

De andere zinnen van de alinea zijn een toelichting bij de kernzin. Meestal is de toelichting een uitleg of een voorbeeld.

Slide 5 - Tekstslide

Beeld en opmaak
= de manier waarop de tekst is vormgegeven
Een ander woord hiervoor= lay-out.

Logo= een plaatje waaraan je het bedrijf kunt herkennen.

Huisstijl=  dat wil zeggen dat er altijd dezelfde soort letter, kleuren en plaatjes gebruikt worden.

Slide 6 - Tekstslide

De eerste zin van de alinea is altijd de kernzin
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

In een alinea staat vaak een kernzin.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Naar wat kijk je allemaal als je achter het leespubliek wil komen?

Slide 9 - Open vraag

Aan de slag
KADER kan aan het werk met:
H4.3 Opdracht 9 t/m 16

MAVO nog even meedoen!

Slide 10 - Tekstslide

Uitleggend tekstverband
Soms wordt in een tekst iets met voorbeelden uitgelegd. Je herkent dat aan de signaalwoorden bijvoorbeeld of zoals.

Signaalwoorden
bijvoorbeeld, zo, zoals, ter illustratie

vb: Ik heb veel spelletjes thuis, zoals memorie en monopoly.

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
H4.3
kgt: Opdracht 9 t/m 16
mavo: Opdracht 11 t/m 19

Klaar?
Controleer of alles groen/oranje is.
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide