Present Continuous

• Engels
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 1

Present Continuous

Wat ben je ons nu weer aan het leren Juf?

We zijn maar LessonUps aan het doen en huiswerk aan het maken.

Leerdoel:

1. ik weet wat de Present Continous is
   
2. ik kan de Present Continuous maken
3. ik weet wanneer ik de Present Continuous gebruik
   

1. Ik weet wat de Present Continuous is.

• duurvorm / -ingvorm
• je vertaalt het met 'aan het .....'
  
•  NOW

2. Ik kan de Present Continuous maken.

to be (zijn)

AM

ARE

IS

werkwoord

ING

+

+

3. Ik weet wanneer ik de Present Continuous gebruik.

• Signaalwoorden: now / at the moment / listen, ..... / look, .....
  
• de handeling duurt even (aan het praten, aan het slapen, aan het lezen, etc.)
  

Oh ja!

sommige werkwoorden eindigen op een 'stomme e'

(je schrijft hem wel bij het hele ww maar je hoort hem niet)

move - moving

drive - driving

hope - hoping

make - making

Oh ja! Oh ja!

sommige werkwoorden krijgen een verdubbeling van de medeklinker

run - running

plan - planning

swim - swimming

stop - stopping

Get set...

Ready? Steady? Go!

I .......... (listen) to music at the moment.

1. am listening
2. are listening
3. is listening
4. listen

Look at that! Max Verstappen .......... (race) at the track.

1. is raceing
2. are racing
3. is racing
4. races

We .......... (drink) some lovely tea.

1. am drinking
2. are drinking
3. is drinking
4. drink

The cows .......... (run) and .......... (jump) in the meadow now.

1. running, jumping
2. run, jump
3. are running, jumping
4. running, are jumping

Hoe maak je de
Present Continuous?

Wanneer gebruiken we de Present Continuous?

Fill in the Present Continuous:
(get) He ........... a present.

Use the present continuous :
(give) She __________ a present

Use the present continuous:
Mike.......................home. (to cycle)

Present Continuous:
He _____ also ______(dance).

Present continuous

Look! They ... him . (to push)

Use Present Continuous:
(listen) We....... right now.

Ik kan de Present Continuous maken.

1. Ja :-)
2. Nee :-(
3. Een beetje

chapter 4: 

 What are you doing?

HOMEWORK

learn present continuous