tijdvak 6

Regenten en vorsten
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Regenten en vorsten

Slide 1 - Tekstslide

Ontdekkers en hervormers is
A
De vijftiende eeuw
B
De zestiende eeuw
C
De zeventiende eeuw
D
De achttiende eeuw

Slide 2 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij tijdvak 6 Regenten en Vorsten?
A
De Gouden Eeuw van de Republiek
B
Het streven van Vorsten naar Absolutie macht
C
Het rationeel optimisme van de Verlichting
D
Het ontstaan van handelskapitalisme en wereldeconomie

Slide 3 - Quizvraag


Het afgebeelde tijdvak komt na de tijd van regenten en vorsten.
A
Juist
B
Niet juist

Slide 4 - Quizvraag

de tijd van regenten en vorsten
A
3000 v. Chr
B
1700-1800
C
1600-1700
D
1900-1950

Slide 5 - Quizvraag

In de tijd van regenten en vorsten was Nederland een
A
koninkrijk
B
republiek
C
vorstendom
D
monarchie

Slide 6 - Quizvraag

Waarom noemde Lodewijk zich de Zonnekoning?
A
Omdat hij zich het stralende middelpunt van Frankrijk vond
B
Omdat hij erg van de zon hield
C
Omdat hij blond haar had wat hij vergeleek met de kleur van de zon
D
Omdat Frankrijk in het middelpunt van de wereld lag

Slide 7 - Quizvraag

Wat is Absolutisme?
A
Een bestuursvorm waarbij alles om de kerk draait. De kerk is aan niemand verantwoording schuldig
B
Een bestuursvorm waarbij de macht van de vorst door niets wordt beperkt en geen verantwoording hoeft af te leggen
C
Een bestuursvorm waarbij de macht absoluut bij het volk ligt. Het volk is aan niemand verantwoording schuldig.
D
Een bestuursvorm waarbij de macht van de vorst absoluut beperkt is en de vorst aan niemand verantwoording hoeft af te leggen

Slide 8 - Quizvraag

Absolutisme
A
Tijdvak 5
B
Tijdvak 6
C
Tijdvak 7

Slide 9 - Quizvraag

... waren tegen het absolutisme
A
de geestelijkheid, de adel en de burgers
B
de adel en de burgers
C
alleen de burgers
D
niemand

Slide 10 - Quizvraag

wat is absolutisme
A
Iedereen heeft macht
B
Alleen de regenten hebben macht
C
De koning heeft alle macht

Slide 11 - Quizvraag

Wie was de "Zonnekoning"?
A
Charles de Gaulle
B
Lodewijk / Louis XIV
C
Napoléon Bonaparte
D
Le Cardinal Richelieu

Slide 12 - Quizvraag

De Wetenschappelijke Revolutie was
A
Een tijd waarin vrouwen meer wetenschap gingen beoefenen.
B
Een tijd waarin wetenschap binnen 10 jaar heel erg veranderde.
C
Een tijd waarin wetenschap veranderde.
D
Een tijd waarin smartphones belangrijk werden.

Slide 13 - Quizvraag

Wie hoort er niet bij de wetenschappelijke revolutie?
A
Christiaan Huygens
B
Isaac Newton
C
Antonie van Leeuwenhoek
D
Jean Jacques Rousseau

Slide 14 - Quizvraag

Wat hoort NIET bij de wetenschappelijke Revolutie
A
experimenteren
B
blind vertrouwen op oude Griekse teksten
C
observeren
D
toepassing van wiskunde en logica.

Slide 15 - Quizvraag

Wat was geen gevolg van de Wetenschappelijke Revolutie?
A
De wetenschap ging een belangrijke plaats innemen in de samenleving
B
De West-Europeanen gingen de wereld overheersen
C
Volken over de hele wereld gingen westerse ideeën over vrijheid en democratie overnemen.
D
Men ging ook over andere zaken nadenken, bijvoorbeeld over de manier van samenleven.

Slide 16 - Quizvraag

Wat is niet van toepassing op de wetenschappelijke revolutie
A
Er komen meer universiteiten
B
De geschriften van de Grieken en Romeinen zijn doorslaggevend
C
wetenschappers worden soms door de overheid geholpen
D
Kritisch nadenken over beta-wetenschappen is belangrijk

Slide 17 - Quizvraag