VOORZETSELS

VOORZETSELS - deel II
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Secondary Education

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

VOORZETSELS - deel II

Slide 1 - Tekstslide

Wat is waar?
A
het konijn staat achter de krokodil
B
het konijn staat voor de krokodil
C
het konijn staat naast de krokodil
D
het konijn zit op de krokodil

Slide 2 - Quizvraag

Wat is waar?
A
het konijn staat achter de krokodil
B
het konijn staat voor de krokodil
C
het konijn staat naast de krokodil
D
het konijn zit op de krokodil

Slide 3 - Quizvraag

Wat is waar?
A
het konijn zit op de krokodil
B
het konijn staat voor de krokodil
C
het konijn staat naast de krokodil
D
het konijn zit in de krokodil

Slide 4 - Quizvraag

Wat is waar?
A
het konijn staat op de krokodil
B
het konijn ligt onder de krokodil
C
het konijn ligt boven de krokodil
D
het konijn zit in de krokodil

Slide 5 - Quizvraag

Wat is waar?
A
het konijn staat voor de krokodil
B
het konijn staat achter de krokodil
C
het konijn staat naast de krokodil
D
het konijn staat tegenover de krokodil

Slide 6 - Quizvraag

TEKEN de kamer
die je lerares omschrijft

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Link

Ik sta ________ de trap
A
in
B
op
C
van
D
over

Slide 10 - Quizvraag

Ik val ___________ de trap
A
op
B
in
C
van
D
over

Slide 11 - Quizvraag

Waar ga jij dit jaar ____________ vakantie?
A
in
B
op
C
naar
D
over

Slide 12 - Quizvraag

Hij speelt volleybal _________ het strand
A
in
B
op
C
over
D
door

Slide 13 - Quizvraag

Zij woont ________Alicante.
A
in
B
op
C
naar
D
boven

Slide 14 - Quizvraag

Hij zit ____________ de problemen
A
op
B
van
C
in
D
over

Slide 15 - Quizvraag

Ik hoop dat hij snel _________ de problemen geraakt
A
in
B
uit
C
op
D
onder

Slide 16 - Quizvraag

De auto rijdt ___________ de weg
A
op
B
boven
C
door
D
over

Slide 17 - Quizvraag

De kat loopt __________ de kamer
A
over
B
door
C
in
D
op

Slide 18 - Quizvraag

Wij rijden ____________ een tunnel
A
over
B
voor
C
door
D
achter

Slide 19 - Quizvraag

Haal de ARCHITECT in jou boven!
Ontwerp een mooie woonkamer! (laat je ontwerp nog niet zien aan je buurman)

Slide 20 - Tekstslide

Beschrijf de kamer aan je buurman/buurvrouw!
Geef verhuisinstructies (met de juiste voorzetsels)

Slide 21 - Tekstslide

WERKWOORDEN MET VASTE VOORZETSELS
A
 (zich) aanpassen aan: ik pas mijn kleding aan het weer aan.
afhangen van: dat hangt ervan af.

B
bang (zijn) voor, bang (hebben) van: ik ben bang voor de examens.
beloven aan: ik beloof aan mijn ouders om mijn best te doen.
beginnen met, beginnen aan: ik begin alvast met studeren / ik begin alvast aan mijn huiswerk.
D
deelnemen aan: ik neem deel aan een wedstrijd
denken aan: ik denk aan mijn oma
E
(zich) ergeren aan: hij ergert zich aan de trainer.




Slide 22 - Tekstslide

Kom jij naar het feestje? Dat hangt af ________ mijn agenda.
A
aan
B
van
C
onder
D
met

Slide 23 - Quizvraag

Ik denk nu al ___________ de vakantie.
A
aan
B
van
C
onder
D
met

Slide 24 - Quizvraag

Ik ben bang ___________ de examens.
A
aan
B
van
C
voor
D
met

Slide 25 - Quizvraag

Begin dan alvast __________ studeren.
A
aan
B
van
C
voor
D
met

Slide 26 - Quizvraag