TZ Comm&Beg H3.1 goed begeleiden

Communicatie en Begeleiden
3.1 goed begeleiden
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Communicatie en Begeleiden
3.1 goed begeleiden

Slide 1 - Tekstslide

Kenmerken zorgvrager
* op 1 of meerdere gebieden zorg nodig
* kan of wil (geen) hulp vragen
* tijdelijk of voor altijd
* simpele of complexe hulpvraag

Slide 2 - Tekstslide

Begeleiden
"vergezellen, met raad en daad bijstaan, ondersteunen"

Je staat naast de zorgvrager, nier erboven.
Dus: suggesties doen, adviseren, sturen.

Wat is het doel van de begeleiding? 
Wat wil de zorgvrager bereiken?

Slide 3 - Tekstslide

vraag
Begeleiden is een bewuste activiteit, 
maar staat niet altijd in het zorgplan vermeld. 
Hoe kan dit? 

Slide 4 - Tekstslide

antwoord
Begeleiden gebeurt vaak ook 'tussen de bedrijven door'. Dit betekent bijvoorbeeld dat je een luisterend oor biedt, dat je er 'bent' voor de zorgvrager, dat je een goed gesprek voert of een zorgvrager adviseert over een onderwerp wat zich aandient. Het zijn allemaal begeleidingstaken die meestal niet opgenomen zijn in het zorgplan, maar die je als verzorgende dagelijks doet. Ook motiveren, stimuleren, het bieden van mogelijkheden en het laten inzien van de eigen kwaliteiten vallen onder de begeleiding die je als verzorgende biedt, evenals balans vinden tussen zelfredzaamheid en het overlaten van taken aan een ander.

Slide 5 - Tekstslide

Begeleidingsgebieden
zelfredzaamheid;
omgaan met en accepteren van veranderingen;
omgaan met en accepteren van gezondheidsproblemen;
rouw en verliesverwerking;
ondernemen van activiteiten;
structureren van tijd;
zingeving, ethiek en persoonlijke waarden en normen;
onderhouden van relaties in het sociale netwerk.

Slide 6 - Tekstslide

Begeleidingsmethodiek

Oplossingsgerichte benadering van de zorgvraag, zorgbehoefte of het probleem(gedrag), waarbij je doelgericht te werk gaat volgens een methode die in het verleden effectief is gebleken.

Slide 7 - Tekstslide

Begeleidingsmethodiek
Bij de keuze voor een methodiek houd je als verzorgende rekening met:
de zorgvraag, het probleem;
het te bereiken doel(en);
de eigenschappen en mogelijkheden van de zorgvrager;
jouw houding ten opzichte van de zorgvrager;
beroepswaarden die voor jou belangrijk zijn;
de mogelijkheden binnen de organisatie.

Slide 8 - Tekstslide

Triple-C

Doelgroep: zorgvragers met een verstandelijke beperking en problematisch gedrag. 

De C staat voor competentie, cliënt en coach

Slide 9 - Tekstslide

Oplossingsgericht werken
= Kortdurende Oplossingsgerichte Therapie
Doelgroep: iedereen

Je richt je met deze methodiek op de sterke kanten, de mogelijkheden van de zorgvrager zelf en welke hulpbronnen hij heeft. Het doel is om zijn autonomie te vergroten.

Slide 10 - Tekstslide

Reminiscentie
Doelgroep: dementerende zorgvragers en zorgvragers in de geestelijke gezondheidszorg. 

Je haalt bewust herinneringen op aan het verleden (bv dmv muziek of oude foto's). Door over zijn leven te vertellen wordt de zorgvrager zich weer bewust wie hij is en hoe hij geleefd heeft. 

Slide 11 - Tekstslide

Missie
De organisatie kan de principes van de methodiek als uitgangspunt nemen voor het totale aanbod aan zorg, bv

persoonsgerichte zorg;
belevingsgerichte zorg;
bewegingsgerichte zorg.


Slide 12 - Tekstslide

Persoonsgerichte zorg

Bij persoonsgerichte zorg is de zorg afgestemd op de persoonlijke behoeften, wensen en voorkeuren van de zorgvrager.
Eigen regie is leidend.

Slide 13 - Tekstslide

Belevingsgerichte zorg

De zorg sluit aan bij de belevingswereld en gevoelens van de zorgvrager en heeft als doel het welbevinden van de zorgvrager te verbeteren of op hetzelfde niveau te houden.

Bv reminiscentie of snoezelen.

Slide 14 - Tekstslide

Bewegingsgerichte zorg

De beweegmogelijkheden van de zorgvrager worden tijdens de zorg en dagbesteding optimaal benut. Bewegen geeft plezier en voldoening, nodigt uit tot contact, vertraagt de achteruitgang van het lichamelijk functioneren en het geheugen.

Slide 15 - Tekstslide

Begeleiden zonder zorgvraag

Onverwachte gebeurtenissen en vragen of verhalen kunnen acute zorg vragen. Hiervoor kun je geen methodiek bedenken. 
Biedt een luisterend oor, begrip en medeleven. Geef de zorgvragen veiligheid, laat hem niet alleen. Zorg voor de juiste hulp. Stel prioriteiten. 

Slide 16 - Tekstslide

Humor
* pijnstillend en ontspant lichaam en geest. 
* helpt om te gaan met angsten en problemen te relativeren. 
* Humor verbindt, kan het ijs breken en contact aanmoedigen. 
* goede sfeer in een groep. 
* minder boosheid en agressie. 

Slide 17 - Tekstslide

Lachen werkt als pijnstiller.

A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quizvraag

Pas je humor aan aan het cognitieve vermogen van de zorgvrager.
A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quizvraag

Het bewust inzetten van humor werkt beter dan spontane humor.
A
juist
B
onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Wees voorzichtig met humor bij oudere zorgvragers.
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Beïnvloedende factoren
Doeltreffende begeleiding hangt af van:

motivatie van de zorgvrager;
rol van naasten en mantelzorgers;
motivatie van de verzorgende;
connectie tussen de zorgvrager en de verzorgende.


Slide 22 - Tekstslide

De motivatie van de zorgvrager

Slide 23 - Tekstslide

De motivatie van de zorgvrager

Slide 24 - Tekstslide

vraag
Vanuit een intrinsieke motivatie zul je meer bereiken met de zorgvrager dan wanneer je extrinsiek gemotiveerd bent.
Wat wordt er bedoeld met deze uitspraak?

Slide 25 - Tekstslide

antwoord
Voor jou als verzorgende geldt hetzelfde als voor de zorgvrager: vanuit een intrinsieke motivatie zul je meer bereiken met de zorgvrager dan wanneer je extrinsiek gemotiveerd bent. Werk je in de zorg vanuit passie, omdat het je roeping is om zorgvragers te helpen (intrinsieke motivatie)? Of werk je in de zorg omdat je toch iets moet en de baanzekerheid in de zorg groot is (extrinsieke motivatie)? De zorgvrager zal het verschil tussen de intrinsiek en extrinsiek gemotiveerde verzorgenden merken in de begeleiding. Hij zal een grotere steun en betrokkenheid ervaren bij de verzorgende die werkt vanuit passie. 

Slide 26 - Tekstslide

De rol van naasten en mantelzorgers

Als verzorgende is het belangrijk te onderzoeken hoe de naasten en mantelzorgers de zorgvrager beïnvloeden. Het is mogelijk dat de naasten bewust of onbewust andere motieven hebben dan de zorgvrager, vanuit angst om de zorgvrager te verliezen of overbelast te raken. Hierdoor kan het gedrag van de naasten de zorgvrager tegenwerken of een last voor hem zijn. 

Slide 27 - Tekstslide

De connectie tussen zorgvrager en verzorgende
* gevoel van veiligheid en wederzijds respect
* neem de tijd om de zorgvrager te leren kennen
* zoek naar iets gemeenschappelijks

Wanneer een zorgvrager jouw begeleiding niet accepteert, kan het helpen om dit met hem te bespreken. 

Slide 28 - Tekstslide

zelfredzaamheid en zelfmanagement
Het bereiken of behouden van zelfredzaamheid, zelfmanagement en eigen regie is belangrijk voor het welbevinden van de zorgvrager.

* vrijheid, onafhankelijkheid
* gevoel van eigenwaarde

Slide 29 - Tekstslide

Start begeleiding
* ziektebeeld/beperking (fysiek en/of cognitief)
* leefsituatie
* hoe schat zorgvragen en naasten zelfredzaamheid in?
* observeren (zelfoverschatting of overvragen)
* taken niet te snel overnemen (deeltaken!)
* daarna haalbare doelen stellen (regie blijft bij zorgvrager)

Slide 30 - Tekstslide

Het begeleiden in de zorg is een onbewuste activiteit.
A
juist
B
onjuist

Slide 31 - Quizvraag

In het begeleidingsproces bepaal jij als professional wat goed is voor de zorgvrager.
A
juist
B
onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Welke begeleidingsmethodiek ingezet wordt, is onder andere afhankelijk van het te bereiken doel.
A
juist
B
onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Bij reminiscentie haal je als verzorgende samen met de zorgvrager bewust herinneringen op aan het verleden.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quizvraag

Het is wetenschappelijk bewezen dat humor en lachen de zorgvrager kan helpen.
A
juist
B
onjuist

Slide 35 - Quizvraag

Motivatie is objectief.

A
juist
B
onjuist

Slide 36 - Quizvraag

Intrinsieke motivatie is voor het begeleiden van de zorgvrager belangrijker dan extrinsieke motivatie.
A
juist
B
onjuist

Slide 37 - Quizvraag

Zelfredzaamheid en zelfmanagement betekenen hetzelfde.
A
juist
B
onjuist

Slide 38 - Quizvraag