HA3: examentraining lange teksten

Examentraining
lange teksten 
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Examentraining
lange teksten 

Slide 1 - Tekstslide

Doelen

Door middel van de examentraining leer je verschillende vraagsoorten herkennen en de tips en trucs voor het beantwoorden van deze vragen

Slide 2 - Tekstslide

Hoe pak je een examen aan?
- verschillende soorten vragen
- veel teksten: korte en lange

Vraag jezelf af wat voor soort vragen je hebt en hoe lang je tekst is. Dan kun je verschillende tips en trucs toepassen!
Enkele leer je in deze lessonup

De teksten komen uit 2019-1

Slide 3 - Tekstslide

Vooraf

Slide 4 - Tekstslide

Vraag jezelf eens af:
- Waar gaat de tekst over? (afbeeldingen, titel, tussenkopjes etc)
- Wat weet ik al van het onderwerp?
- Om wat voor tekst gaat het? (nieuwsbericht, e-mail, gedicht, kort verhaal etc)
- Wat wil de schrijver bereiken? (amuseren, informeren, overtuigen etc)
- Met wat voor vraag heb je te maken? (Scanvragen met 1 of 2 vragen, gatentekst met invulvragen, open vragen of meerkeuzevragen)

Slide 5 - Tekstslide

Lange teksten
verschillende soorten vragen

Slide 6 - Tekstslide

Lange teksten:

- gatenteksten met invulvragen

- open vragen

- meerkeuzevragen

Slide 7 - Tekstslide

gatenteksten met invulvragen

In een gatentekst is een woord of woordgroep weggelaten. De ontbrekende woorden moet je invullen.

Slide 8 - Tekstslide

Aanpak gatentekst

 Lees de tekst vóór en na het gat nauwkeurig.
 Lees de antwoorden nog niet.
 Bepaal de woordsoort die ingevuld moet worden. (zelfstandig naamwoord, werkwoord etc)
 Bepaal wat het verband is tussen het deel vóór en na het gat.
 Verzin zelf een invulling.
 Schrijf de vertaling achter elk antwoord.
 Kies het juiste antwoord en vul dat op de plek van het gat in de zin in om te kijken of het qua betekenis en woordvolgorde past.

Slide 9 - Tekstslide

Open vragen

Bij een open vraag worden geen keuzemogelijkheden gegeven en moet je dus zelf een antwoord formuleren. Je moet ze meestal in het Nederlands beantwoorden.

Slide 10 - Tekstslide

Aanpak open vragen
 Lees de vraag nauwkeurig.
 Lees het stuk tekst waar de vraag over gaat gedetailleerd.
 Onderstreep het gedeelte waarin het antwoord staat.
 Formuleer een antwoord.
 Lees de vraag nog eens door en check of je wel precies antwoord geeft op de vraag.

Slide 11 - Tekstslide

meerkeuzevragen
Om meerkeuzevragen goed te kunnen beantwoorden, zoek je naar aanwijzingen in de tekst waarop de vraag betrekking heeft. Soms leiden aanwijzingen niet direct naar het juiste antwoord. Vaak lijken meerdere antwoorden juist. In dat geval moet je de afstreepmethode gebruiken. 

Slide 12 - Tekstslide

aanpak meerkeuzevragen
 Bekijk de tekst (oriënterend lezen) om een idee te krijgen waar de tekst over gaat.
 Ga na wat je al weet over het onderwerp.
 Lees de meerkeuze vraag (alleen de vraag!).
 Bepaal in welk tekstdeel je het antwoord moet zoeken.
 Lees dat stuk door en probeer zelf in gedachten een antwoord te formuleren.
 Lees nu pas de meerkeuzeantwoorden door. Stel van elk antwoord vast of het goed zou kunnen zijn of onzin is. Streep foute antwoorden weg.
 Zoek in de tekst naar aanwijzingen die belangrijk kunnen zijn voor je keuze en onderstreep deze woorden.
 Meestal kun je nu het antwoord al kiezen. Lukt dat niet, streep dan de minst waarschijnlijke antwoorden weg.

Slide 13 - Tekstslide

Tekst 3
Lange tekst met verschillende soorten vragen

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Frage 3
A
Antwort A
B
Antwort B
C
Antwort C
D
Antwort D

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Tekstslide

Frage 4
A
Antwort A
B
Antwort B
C
Antwort C
D
Antwort D

Slide 20 - Quizvraag

Slide 21 - Tekstslide

Frage 5
A
Antwort A
B
Antwort B
C
Antwort C
D
Antwort D

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Frage 6:
1. niet
2. niet
3. niet
4. wel

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Frage 7:
A
fröhich
B
krank
C
schwach

Slide 26 - Quizvraag

Slide 27 - Tekstslide

Frage 8:
(alinea) 1

Slide 28 - Tekstslide