herhalen RAS, herhalen diureticum

herhalen RAS
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

herhalen RAS

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

wanneer treedt het RAS systeem in werking
A
bij een te lage bloeddruk
B
bij een te hoge bloeddruk
C
weet ik niet

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat doet het hormoon renine?
A
zet angiotensine 1 om in angiotensine 2
B
zet angiotesinogeen om in angiotensine 1
C
zet het enzym ACE om in angiotensine
D
weet ik niet

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

hoe herken je een ACE remmer?
A
- sartan
B
-pril
C
-dipine
D
weet ik niet

Slide 4 - Quizvraag

sartan= A2 antagonisten
dipine = calcium antagonisten
wat doet angiotensine 2
A
zorgt voor bloedvat verwijding
B
zorgt voor bloedvat vernauwing
C
weet ik niet

Slide 5 - Quizvraag

angiotensine 2 zorgt voor bloedvatvernauwing en meer zout en water vasthouden door nieren:
hierdoor stijgt de bloeddruk
onder welke groep valt aliskiren
A
calcium antagonist
B
A2 antagonist
C
renine remmer
D
weet ik niet

Slide 6 - Quizvraag

aliskiren is de enige verkrijgbare renineremmer
RAS remmers
  • nieren produceren renine
  • renine zet angiotensinogeen om in angiotensine 1
  • in het bloed zit het enzym ACE
  • Doordat het angiotensine 1 in aanraking komt met ACE wordt het omgezet in angiotensine 2
  • Angiotensine 2 zorgt voor bloeddruk stijging

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

diuretica

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

bij welke hart aandoening geef je diuretica
A
angina pectoris
B
decompensatio cordis
C
artimieën
D
weet ik niet

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

wat zijn de sterkwerkende diuretica?
A
lis diuretica
B
thiazide diuretica
C
kalium sparende diuretica
D
weet ik niet

Slide 10 - Quizvraag

voorbeeld lisdiuretica: furosemide
voorbeeld thiazide : chlortalidon en hydrochloorthiazide
kaliumsparende: amiloride, spironolacton
waarom wordt een kaliumsparende diuretica gecombineerd met een thiazide?

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

bloedstolling
  • in het lichaam is protrombine aanwezig
  • vitamine K is een onderdeel van protrombine
  • door weefselfactoren wordt bij beschadiging:
  • protrombine  omgezet in trombine
  • trombine zorgt ervoor dat fibrinogeen omgezet wordt in fibrine
  • samen met bloedplaatjes zorgt fibrine voor korstje

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

anti trombotica
anti coagulantia
trombocyten aggregatie remmers
DOAC's (NOAC's)
trombolytica

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

waar staat VKA voor?
A
vitamine K agonist
B
vitamine K antagonist
C
weet ik niet

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

acenocoumarol is een:
A
heparine afgeleide het remt de stolling direct
B
heparine afgeleide het remt de stolling indirect
C
cumarine afgeleide het remt de stolling direct
D
cumarine afgeleide het remt de stolling indirect

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

anti coagulantia
heparine afgeleiden : beïnvloeden de stolling direct

toedieningen subcutaan
vaak na een operatie 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

anti coagulantia
  • cumarine afgeleiden: beïnvloeden stolling indirect
  • remmen de werking van vitamine K
  • gaan op de plek van de vitamine K zitten
  • de lever kan minder protrombine produceren
  • bij overdosering: vitamine K toedienen

Slide 17 - Tekstslide

cumarine derivaten gaan op de plek van vitamine K op de lever zitten hierdoor kan de vitamine K zich niet aan de lever hechten en kan de lever geen protrombine maken, vitamine K is namelijk nodig om protrombine te maken. Hierdoor komt de bloedstolling niet op gang
trombocyten aggregatie remmers
beïnvloeden hechting bloedplaatjes
verminderen kans op vormen bloedstolsel

Slide 18 - Tekstslide

beïnvloeden de hechting van bloedplaatjes aan de vaatwand
preventie (nieuw) hartinfarct of hersenbloeding
bijwerking: maagklachten
interacties: NSAID's   > 70 jaar = maagbescherming!
interactie: SSRI's
bij verhoogd risico op bloedingen (bijvoorbeeld maagbloeding in het verleden)
acetylsalicylzuur
carbasalaatcalcium
clopidrogel
Bloedstolling hoeft niet te worden bepaald tijdens het gebruik van deze geneesmiddelen  TD niet nodig

DOAC's (NOAC's)
remmen een stollingsfactor X
hierdoor wordt er geen trombine gevormd
geen trombosedienst nodig

Slide 19 - Tekstslide

Werking​
Sinds enkele jaren zijn de middelen dabigatran, rivaroxaban en apixaban op de markt als een nieuwe type bloedverdunner. Dabigatran is een directe trombineremmer. Het grijpt aan op de stollingsfactor trombine. Het blokkeert op deze manier gericht de werking van trombine, waardoor het bloed minder stolt. Rivaroxaban en apixaban zijn factor Xa-remmers. Zij grijpen aan op de geactiveerde stollingsfactor X. Ze voorkomen dat protrombine wordt omgezet in trombine, waardoor het bloed minder stolt.
Bloedstolling hoeft niet te worden bepaald tijdens het gebruik van deze geneesmiddelen  TD niet nodig
voorkomen dat protrombine omgezet wordt in trombine
remmen een stollings factor X
bijwerking: misselijkheid, bloeiding
interactie: NSAID's, antitrombocyten aggregatie remmers
contra indicatie: operatie
apixaban
dabigatran
rivaroxaban