donderdag 15 juni 2023

Goedemorgen! 
Fijn dat je er bent.

- Lever je mobiel bij binnenkomst in in de rode bak. 
- Pak je Chromebook uit de kast en log vast in op LessonUp en in SOM Today.

1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
MentorlesVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Goedemorgen! 
Fijn dat je er bent.

- Lever je mobiel bij binnenkomst in in de rode bak. 
- Pak je Chromebook uit de kast en log vast in op LessonUp en in SOM Today.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

1e lesuur:

Slide 5 - Tekstslide

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 6 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 7 - Woordweb

2e lesuur:

Slide 8 - Tekstslide

Als er één lamp kapot gaat in je kamer, dan blijven de andere lampen aan. Dat is maar goed ook. Het zou heel onhandig zijn als je dan meteen in het donker zit.

Serie-schakeling
Je weet al: batterijen kun je in serie schakelen. Je legt de batterijen met de plus en de min tegen elkaar. Lampen en andere apparaten kun je ook in serie schakelen. Je legt ze niet tegen elkaar, maar verbindt ze met stroomdraden.

Slide 9 - Tekstslide

Dit weet je nog
De vorige les ging over de stroomkring


Slide 10 - Tekstslide

Eén stroomkring
In een serie-schakeling zitten alle lampen in één stroomkring. De stroom gaat van de spannings-bron (+) eerst door lamp 1, daarna door lamp 2 en dan terug naar de spannings-bron (−).
Als één lamp kapot gaat, dan is de stroomkring onderbroken. De stroom kan niet door de kapotte lamp. De andere lamp gaat dan ook uit, want in een onderbroken stroomkring kan geen stroom lopen.

Slide 11 - Tekstslide

Welke apparaten staan altijd in serie om goed te kunnen werken?
A
een tv en een schemerlamp
B
een schakelaar en een wasmachine
C
een schemerlamp en een wasmachine
D
een wasmachine en een tv

Slide 12 - Quizvraag

In een oude kerstboom-verlichting zijn 24 lampjes in serie geschakeld. Eén van de lampjes gaat stuk.

Wat gebeurt er met de andere lampjes?
A
die andere lampjes gaan feller branden
B
die andere lampjes branden nu ook niet meer
C
die andere lampjes blijven gewoon branden
D
die andere lampjes gaan knipperen

Slide 13 - Quizvraag

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat kun je zeggen als in een parallel-schakeling een apparaat kapot is?
A
de andere apparaten werken dan ook niet
B
de andere apparaten werken dan wel
C
de andere apparaten gaan ook kapot

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Voorgaand schema is zo getekend, dat de stroomkring wel/niet gesloten is
A
wel
B
niet

Slide 20 - Quizvraag

Onthouden
In een serie-schakeling staan alle apparaten in één stroomkring.
Een serie-schakeling werkt alleen als:
– alle apparaten aan staan;
– alle apparaten heel zijn;
– de schakelaar dicht is.

Een parallel-schakeling heeft twee of meer stroomkringen.
In een parallel-schakeling heeft elk apparaat een aparte stroomkring.
Apparaten in een parallel-schakeling kun je apart aan- en uitzetten.

Met een schakelaar kun je:
– een stroomkring onderbreken (de schakelaar is open);
– een stroomkring sluiten (de schakelaar is dicht).

Slide 21 - Tekstslide

Aan de slag!
timer
30:00

Slide 22 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 23 - Woordweb

Pauze
timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

3e lesuur:

Slide 25 - Tekstslide

Aan de slag!
timer
30:00
Rayan Nederlands 342-343-344
Ryad Nederlands 315-316-317-318 en dyslexie tien woorden en 1 blz. M&M

Slide 26 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 27 - Woordweb

4e lesuur:
Fitness
Djoh Nederlands en dyslexie 

Slide 28 - Tekstslide

Pauze
timer
20:00

Slide 29 - Tekstslide

Lezen
timer
10:00

Slide 30 - Tekstslide

5e lesuur:
Rayan Rekenen 204-205-206-207-208-209
Ryad rekenen 218-219-220-221-222-223
Klaar? Keersommen 3 en 6 (wisbordje)

Slide 31 - Tekstslide

6e lesuur:
7.5

Slide 32 - Tekstslide

leerdoel
7.5.8 Je kunt beschrijven hoe een vrucht ontstaat uit een vruchtbeginsel.

Na de bevruchting ontstaan in het vruchtbeginsel een of meer zaden. Het vruchtbeginsel is het begin van een vrucht. Vruchten zijn er in alle soorten en maten.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Link

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Verschillende vruchten
Sommige planten krijgen langwerpige vruchten. Deze vruchten heten peulvruchten. In afbeelding 4 zie je de peulvrucht van een erwtenplant. In de peul zie je de erwten, dit zijn de zaden. Bonen groeien op dezelfde manier, dus bonen groeien ook in peulen.
In afbeelding 5 zie je een doorsnede van een appel en een peer. In het klokhuis zitten pitten. De pitten zijn de zaden van de appel en de peer. In afbeelding 6 zie je een paprika, met in het midden de pitten. Peulen, kersen, tomaten, appels, peren en paprika’s zijn vruchten. Bonen, erwten en pitten zijn de zaden.

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Tekstslide

Wat is een peulvrucht?

Slide 39 - Open vraag

Aan de slag!
timer
30:00
7.5
Rayan Engels 257-258-259
Ryad Engels 241-246
\Klaar? Wisbordje Engels 

Slide 40 - Tekstslide

Wat heb je geleerd?

Slide 41 - Woordweb

Afsluiting

Slide 42 - Tekstslide