NT2 Passief

Actief    = hij bijt               Passief = hij wordt  gebeten


1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolmavoLeerjaar 4,5

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Actief    = hij bijt               Passief = hij wordt  gebeten


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Actief versus passief

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De schilder schilderde het portret in één dag.
A
passief
B
actief

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De brief wordt op tijd verstuurd.
A
passief
B
actief

Slide 4 - Quizvraag

-Uitleg door- bepaling
Actief
Passief
De hond wordt geaaid.
Jan rijdt naar huis.
Er is een taart gebakken.
De fiets is gerepareerd.
Mies leest graag een boek.
Mijn opa is geopereerd.

Slide 5 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Passieve zinnen 
actief
We verkopen onze spullen.
passief
We hebben de spullen verkocht.
imperfectum
imperfectum
imperfectum
imperfectum
We verkochten onze spullen.
We hadden de spullen verkocht.
Onze spullen worden verkocht.
Onze spullen werden verkocht.
De spullen zijn verkocht.
De spullen waren verkocht.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A. De jongen gooit de bal.
B. De bal wordt gegooid door de jongen.
A
A=passief B=actief
B
A=actief B=passief
C
A=actief B=actief
D
A=passief B=passief

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

gebruik van ER
Als het grammaticale onderwerp indefiniet is, verschijnt ER.
  •  Er is EEN HUIS gebouwd.
  • Er worden LIEDJES gezongen.
Als er geen subject is, gebruik je ook ER.
  • Er is gebouwd.
  • Er wordt gezongen.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

A. Er wordt een bal gegooid.
B. Hij gooit een bal.
A
A=passief B=passief
B
A=actief B=actief
C
A=passief B=actief
D
A=actief B=passief

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe wordt deze zin passief met ER:
Het bedrijf neemt geen vrouwen aan.
A
Geen vrouwen worden aangenomen
B
Er worden geen vrouwen aangenomen
C
De vrouwen worden niet aangenomen
D
Er zijn geen vrouwen aangenomen

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Perfectum passieve vorm
Er worden veel appels verkocht (dit gebeurt nu)
Er zijn veel appels verkocht (dit is gebeurd)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 1:  Lees de zinnen hieronder en geef aan of ze actief of passief zijn. Herschrijf ze vervolgens in de andere vorm.
  1. De leraar leest het boek voor aan de klas.= actief → Het boek wordt aan de klas voorgelezen (door de leraar).
  2. Het huis wordt geschilderd door een professionele schilder.
  3. De politie hield de verdachte aan.
  4. De taart is gebakken door mijn oma.
  5. Mijn zus ruimt elke dag haar kamer op.
  6. De fiets wordt gerepareerd door de fietsenmaker.
  7. Het verslag wordt morgen ingeleverd.
  8. De kat jaagt op een muis.
  9. De uitnodigingen zijn al verstuurd door de school.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht 2: Schrijf deze zinnen in de passieve vorm op
  1. Jouw hond beet mij.
  2. De buurman repareert mijn computer.
  3. Een oud mannetje verzorgde deze katten. 
  4. De medewerker helpt een klant. 
  5. Studenten bewonen dat grote huis.
  6. Zijn klasgenoten bedankten Jan. 
  7. Lise belde me gisteren. 
  8. Picasso maakte dit schilderij. 
  9. De koning opent het museum. 
  10. Wij hebben de boeken niet gelezen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Antwoorden
  1. De leraar leest het boek voor aan de klas.– Actief → Het boek wordt aan de klas voorgelezen (door de leraar).
  2. Het huis wordt geschilderd door een professionele schilder.– Passief → Een professionele schilder schildert het huis.
  3. De politie hield de verdachte aan.– Actief → De verdachte werd aangehouden (door de politie).
  4. De taart is gebakken door mijn oma.– Passief → Mijn oma heeft de taart gebakken.
  5. Mijn zus ruimt elke dag haar kamer op.– Actief → Haar kamer wordt elke dag opgeruimd (door mijn zus).
  6. De fiets wordt gerepareerd door de fietsenmaker.– Passief → De fietsenmaker repareert de fiets.
  7. Het verslag wordt morgen ingeleverd.– Passief → Iemand levert het verslag morgen in. (Of: "De leerling levert het verslag morgen in.")
  8. De kat jaagt op een muis.– Actief → Op een muis wordt gejaagd (door de kat).
  9. De uitnodigingen zijn al verstuurd door de school.– Passief → De school heeft de uitnodigingen al verstuurd.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies