9.4 ziek

9.4 ziek
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

9.4 ziek

Slide 1 - Tekstslide

Wat weet je over ziek zijn?

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen!
1. Je kunt opnoemen door welke ziekteverwekkers je ziek wordt en je kunt beschrijven hoe ze in je lichaam komen.
2. Je kunt beschrijven hoe een infectieziekte verloopt. 
3. Je kunt beschrijven hoe witte bloedcellen ziekteverwekkers herkennen en hoe je geneest.
4. Je kunt uitleggen wat de functie van koorts is bij de genezing.

Slide 3 - Tekstslide

Hoe word je ziek? 
Micro-organismen.
Met het blote oog niet kunt zien.

Bacteriën, virussen en schimmels, van de meeste kan je ziek worden. Dit noemen we ziekteverwekkers. 

Slide 4 - Tekstslide

Ziekteverwekkers
1. Bacteriën
2. Schimmels
3. Virussen

Slide 5 - Tekstslide

Besmetting of infectie
Mond, neus, geslachtsorganen of via wondjes.

Besmetting of infectie.



Slide 6 - Tekstslide

Infectieziekten
Ziekten die door een infectie met bacteriën, virussen of schimmels komen heten infectieziekten. 

Slide 7 - Tekstslide

Verkoudheid
Slijmvliescellen in je mond, neus en keel.
Zwellen op en gaan pijn doen.
Loopneus hoesten/niezen.


Slide 8 - Tekstslide

Griep
Als je griep hebt kan het veel pijn doen aan je hele lichaam. Je hebt pijn aan je spieren en je hebt koorts, hoofdpijn en soms verkoudheid.

Slide 9 - Tekstslide

Incubatietijd
Als je besmet bent met een ziekteverwekker ben je meestal niet direct ziek. Dit noem je incubatietijd.


Slide 10 - Tekstslide

Ziekteverloop

Slide 11 - Tekstslide

Hoe genees je? 
Afweer.
De afweer gebeurt door witte bloedcellen.
Het beenmerg.

Je hebt twee soorten witte bloedcellen: vreetcellen en antistofcellen.

Slide 12 - Tekstslide

Vreetcellen
  • Bij een onstekking gaan vreetcellen aan het werk. 
  • De bloedcellen komen uit de haarvaten.
  • Ze sluiten dan de bacteriën in en verteren ze.

Slide 13 - Tekstslide

Vreetcellen

  • Als de bloedcellen hun werk hebben gedaan en de bacteriën geverteerd zijn, gaan ze dood.
  • Er komt dan pus of etter uit de wond.
  • Pus of etter zijn dan de dode witte bloedcellen.

Slide 14 - Tekstslide

Antistofcellen

  • Komt bij infectieziekte voor.
  •  Antistofcellen zijn witte bloedcellen die antistoffen maken. Antistoffen schakelen de ziekteverwekkers uit.

Slide 15 - Tekstslide

Antistofcellen
Het proces van antistoffen uitschakelen gaat zo:
1. Ziekteverwekkers in je lichaam.
2. Antistofcellen maken antistof aan.
3. De antistofcellen gaan zich snel delen.
4. De antistoffen koppelen de ziekteverwekkers aan elkaar en schakelen ze zo uit.
5. Vreetcellen sluiten de gekoppelde ziekteverwekkers in en verteren ze.



Slide 16 - Tekstslide

Antigenen
Antigenen zijn stoffen aan de buitenkant van cellen of virussen.
Je lichaam herkent dan of de cellen lichaamseigen of lichaamsvreemd zijn.

Slide 17 - Tekstslide

Lichaamseigen en lichaamsvreemd
  • Lichaamseigen zijn antigenen op je eigen lichaam.
  • Lichaamsvreed zijn antigenen op een ziekteverwekker, witte bloedcellen gaan dan een antistof maken.

Slide 18 - Tekstslide

Ziekteverwekker
Elke ziekteverwekker heeft zijn eigen antigenen. Voor elk soort ziekteverwekker maken je witte bloedcellen aparte antistoffen.

Slide 19 - Tekstslide

Nu nog een filmpje!

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Waarvoor krijg je koorts?

Tempratuur hoger dan 38 °C.
Je lichaam wordt geregeld door je Hypothalamus.

Slide 22 - Tekstslide

Hypothalamus
 Het is een deel van de hersenen dat onder de grote hersenen ligt. Zodra je te warm of te koud wordt, begint je hypothalamus bijstellen. 

Slide 23 - Tekstslide

Hypothalamus
Als je ziek bent, maken de witte bloedcellen stofjes waardoor de hypothalamus je lichaamstempratuur verhoogt, maar ze maken ook bij een hogere tempratuur sneller antistoffen.

Slide 24 - Tekstslide

Koorts
Als je een te hoge koorts hebt is dat gevaarlijk, want als het boven de 42°C is gaan je enzymen door de hitte kapot. 

Slide 25 - Tekstslide

Om te onthouden!
Infecties:
  • Besmetting: door de lucht, door aanraking of via een wondje.
  • Bacteriën maken je ziek door giftige stoffen uit te scheiden. Virussen maken je cellen kapot.
  • Tijdens de incubatietijd ben je al wel besmet, maar heb je nog geen symptomen.













Slide 26 - Tekstslide

Om te onthouden!
Witte bloedcellen:
  • Ontstaan in het beenmerg en rijpen in de lymfeknopen.
  • Herkennen ziekteverwekkers aan hun antigenen.
  • Schakelen ziekteverwekkers uit:
- ‘vreetcellen’: verteren ziekteverwekkers
- ‘antistofcellen’: maken antistoffen.

Slide 27 - Tekstslide

Om te onthouden!
Functie van koorts:
  • Als je afweer aan het werk is, wordt de hypothalamus op een hogere temperatuur ingesteld: je wordt warmer.
  • Door de hogere temperatuur kan je lichaam sneller alle ziekteverwekkers opruimen.

Slide 28 - Tekstslide

Nu nog een quiz!

Slide 29 - Tekstslide

Wat zijn voorbeelden van ziekteverwekkers?
A
Virussen, schimmels en infecties
B
Bacteriën, schimmels en virussen
C
Koorts, virussen en infecties
D
Schimmels, Bacteriën en koorts

Slide 30 - Quizvraag

Wat is incubatietijd?

Slide 31 - Open vraag

Wat is de naam van de organismen die je met het blote oog niet kunt zien?
A
Picro-organismen
B
Pacro-organismen
C
Micro-organismen
D
Macro-organismen

Slide 32 - Quizvraag

Hoe komen ziekteverwekkers binnen in je lichaam?
A
Wondjes en neus
B
Geslachtorganen en mond
C
Mond, neus en wondjes
D
Mond, neus, geslachtsorganen of via wondjes

Slide 33 - Quizvraag

Bij wat gaan vreetcellen werken?
A
Spierpijn
B
Ontsteking
C
Ze werken altijd
D
Snee

Slide 34 - Quizvraag

Wat is pus of etter?

Slide 35 - Open vraag

Wanneer komen antistofcellen in actie?
A
Snee
B
Ze werken altijd
C
Verbranding
D
Infectieziekte

Slide 36 - Quizvraag

Waar binden de antistoffen aan?

Slide 37 - Open vraag

Waar bevinden antigenen zich?
A
Buitenkant van cellen of virussen
B
Binnenkant van cellen of virussen
C
Binnenkant van virussen
D
Buitenkant van cellen

Slide 38 - Quizvraag

Bij hoeveel graden heb je koorts?

Slide 39 - Open vraag

Wanneer begint de hypothalamus te werken?
A
Wanneer de lucht te koud is
B
Wanneer je lichaam te warm is
C
Wanneer je lichaam te koud is
D
Wanneer de lucht te warm is

Slide 40 - Quizvraag

Wat gebeurt er als je boven de 42 graden koorts hebt?
A
Dan gaat je hypothalamus kapot
B
Dan ga je dood
C
Dan krijg je een hartaanval
D
Dan gaan de enzymen kapot

Slide 41 - Quizvraag

Wat krijgt iemand toegediend bij het verkrijgen van passieve immuniteit?
A
Een vaccin met antistoffen
B
Een serum met antistoffen
C
Een vaccin met antigenen
D
Een serum met antigenen

Slide 42 - Quizvraag

Wat krijgt iemand toegediend bij het verkrijgen van actieve immuniteit?
A
Een vaccin met antistoffen
B
Een serum met antistoffen
C
Een vaccin met antigenen
D
Een serum met antigenen

Slide 43 - Quizvraag

Beschrijf de werking van een vaccin in je eigen woorden.

Slide 44 - Open vraag

Het einde

Slide 45 - Tekstslide