Kapitel 5 les 6 online 12 mei 2020

Kapitel 5 Schule und Schüler
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Kapitel 5 Schule und Schüler

Slide 1 - Tekstslide

Was machen wir heute?
       
1.  Wiederholung Kapitel 5
2. Aan je vlog werken
3. oefenen voor de formatieve toets




.


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

(geen) Hausaufgaben
A
kein
B
keine
C
ein
D
eine

Slide 6 - Quizvraag

(een) Note
A
kein
B
keine
C
ein
D
eine

Slide 7 - Quizvraag

(een) Bleistift (m)
A
ein
B
eine
C
kein
D
keine

Slide 8 - Quizvraag

Grammatik Wiederholung (herhaling) 
DER kan je vervangen door ER (hij)
DIE kan je vervangen door SIE (zij)
DAS kan je vervangen door ES (het)
Die (mv ) vervang je door sie (sie mv)

Slide 9 - Tekstslide

Das Baby
A
er
B
sie
C
es

Slide 10 - Quizvraag

Tim und Joey
A
er
B
sie
C
es

Slide 11 - Quizvraag

Sein Bruder
A
er
B
sie
C
es

Slide 12 - Quizvraag

Oma
A
ein
B
eine

Slide 13 - Quizvraag

(een) Buch
A
Ein
B
Eine

Slide 14 - Quizvraag

(geen) Rose
A
kein
B
keine

Slide 15 - Quizvraag

Rangtelwoorden/Ordinalzahl

2 t/m 19 = getal + te

zwei + te = zweite


vanaf 20 = getal + ste

zwanzig + ste = zwanzigste

Je herkent de
rangtelwoorden aan de . achter het cijfer

Bijvoorbeeld ich gehe in
die 7. Klasse 
Uitzonderingen: erste, dritte, siebte, achte

Slide 16 - Tekstslide

tweede (2.)
A
zweite
B
zweitte

Slide 17 - Quizvraag

derde (3.)
A
dritte
B
dreite

Slide 18 - Quizvraag

eerste (1.)
A
erste
B
einste

Slide 19 - Quizvraag

24.
A
vierundzwanzigte
B
vierundzwanzigste

Slide 20 - Quizvraag

Wat zijn modalwerkwoorden? 
Een modaal werkwoord wordt ook wel een modaal hulpwerkwoord genoemd. Het geeft namelijk een toevoeging aan het werkwoord zelf. Zoals zullen (een waarschijnlijkheid), moeten (noodzakelijkheid), kunnen (een kans), willen (een wens of behoefte) en hoeven (geen noodzakelijkheid).

Slide 21 - Tekstslide

können: kunnen


ich kann
du kannst
er kann


wir können
ihr könnt
sie können

bijv. Er kann das Auto morgen waschen

Slide 22 - Tekstslide

mögen
(houden van, lusten)


ich mag
du magst
er/sie/es mag


stam - en, regel feesttenten toepassen)

wir mögen
ihr mögt
Sie/sie mögen

Bijv. Er mag Eis. 

Slide 23 - Tekstslide

Er (dürfen) abends nie alleine in die stadt gehen.
A
darf
B
darfst
C
dürften
D
dürft

Slide 24 - Quizvraag

Mathe (mögen) ich gerne
A
mag
B
magst
C
mögen
D
mögt

Slide 25 - Quizvraag

(mögen) du Mathe?
A
mag
B
magst
C
mögen
D
mögt

Slide 26 - Quizvraag

Frau Winkler (können) das gut erklären.
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 27 - Quizvraag

Wir (dürfen) kein Wort sagen
A
darf
B
darfst
C
dürfen
D
dürft

Slide 28 - Quizvraag

Nathalie (können) gut lernen, sie hat immer gute Note.
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 29 - Quizvraag

(können) ihr morgen auch kommen?
A
kann
B
kannst
C
können
D
könnt

Slide 30 - Quizvraag

Thema kiezen
Begin met je script! 

5 zinnen in het Duits

Slide 31 - Tekstslide

Hausaufgaben 
Leren voor de formatieve toets
Voor de toets Duits ga je leren wat je normaal gesproken voor het SO van Hoofdstuk 5 zou leren.
De hele blauwe Lernecke uit je Textbuch Seite 28/29 Grammatik 1. dürfen, können, mögen en möchten, kunnen vervoegen en vertaling (D-N en N-D)
Grammatik 2 ein, kein, eine, keine kunnen toepassen en vertaling kennen
Grammatik 3. Rangtelwoorden(D-N en N-D)
Wörterliste A en B (D-N en N-D)
Je krijgt de toets in Quizizz.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide