vendredi le 20 juin (h2c-s25)
1 / 32
Lesduur is: 60 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
welke tijd? je rougis
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
Slide 6 - Quizvraag
welke tijd? tu as regardé
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
Slide 7 - Quizvraag
welke tijd? nous vendions
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
Slide 8 - Quizvraag
welke tijd? ils grandissaient
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
Slide 9 - Quizvraag
welke tijd? elle répond
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
Slide 10 - Quizvraag
welke tijd? vous avez entendu
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
Slide 11 - Quizvraag
welke tijd? il dansait
A
présent
B
passé composé
C
imparfait
Slide 12 - Quizvraag
vertaal: overgeven
Slide 13 - Open vraag
vertaal: kiezen
Slide 14 - Open vraag
vertaal: eindigen
Slide 15 - Open vraag
vertaal: genezen
Slide 16 - Open vraag
vervoeg: réfléchir (tu, présent)
Slide 17 - Open vraag
vervoeg: grossir (vous, présent)
Slide 18 - Open vraag
vervoeg: guérir (elles, présent)
Slide 19 - Open vraag
vervoeg: réagir (je, imparfait)
Slide 20 - Open vraag
vervoeg: regarder (tu, imparfait)
Slide 21 - Open vraag
vervoeg: perdre (nous, imparfait)
Slide 22 - Open vraag
vervoeg: danser (elles, imparfait)
Slide 23 - Open vraag
vervoeg: choisir (vous, imparfait)
Slide 24 - Open vraag
vervoeg: être (elle, imparfait)
Slide 25 - Open vraag
Vertaal het signaalwoord:
'd'abord'
'd'abord'
A
aan boord
B
aangeven
C
ten eerste
D
ten beste
Slide 26 - Quizvraag
Vertaal het signaalwoord:
ensuite
ensuite
A
destijds
B
vervolgens
C
totdat
Slide 27 - Quizvraag
Vertaal het signaalwoord "maar"
A
Mais
B
Aussi
C
Parce que
D
Également
Slide 28 - Quizvraag
Vertaal het signaalwoord "ook"
A
Jamais
B
Aussi
C
Après
D
Avant
Slide 29 - Quizvraag
Vertaal het signaalwoord "omdat"
A
Car
B
Parce que
C
Et
D
De plus
