stam/herhalen pv/onderwerp 15 maart Dutchies

Maandag 15 maart
Dutchies

Grammatica en woordenschat
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsBasisschoolGroep 6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Maandag 15 maart
Dutchies

Grammatica en woordenschat

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Liedje
Persoonsvorm
Onderwerp
Stam
Woorden Nieuwsbegrip

Slide 2 - Tekstslide

Liedje zingen
Vraag maar

Slide 3 - Tekstslide

Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 4 - Open vraag

Wat weet je van het onderwerp?

Slide 5 - Open vraag

Onderwerp:Wie doet het?
Antwoord op de vraag:
Wie/wat+persoonsvorm?

Bijvoorbeeld: 
De hond loopt op straat.
Persoonsvorm: loopt
Wie loopt? De hond

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
De telefoon rinkelt de hele dag
A
De telefoon
B
rinkelt
C
de hele
D
dag

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Op zondag gaat mijn vader altijd fietsen.
A
op zondag
B
gaat
C
mijn vader
D
fietsen

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Pippa en Coco rennen graag door het bos.
A
graag
B
door het bos
C
Pippa en Coco
D
rennen

Slide 9 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Ben jij in de vakantie in Nederland gebleven?
A
ben
B
in de vakantie
C
jij
D
gebleven

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
De telefoon rinkelt de hele dag
A
De telefoon
B
rinkelt
C
de hele
D
dag

Slide 11 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Op zondag gaat mijn vader altijd fietsen.
A
op zondag
B
vader
C
mijn vader
D
fietsen

Slide 12 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Pippa en Coco rennen graag door het bos.
A
Coco
B
Pippa en Coco
C
Pippa
D
rennen

Slide 13 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Ben jij in de vakantie in Nederland gebleven?
A
ben
B
in de vakantie
C
jij
D
gebleven

Slide 14 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Ik hoop dat het gaat regenen.

Slide 15 - Open vraag

Wat is het onderwerp?
Ik hoop dat het gaat regenen.

Slide 16 - Open vraag

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in de zin?
De persoonsvorm
het onderwerp
Morgen
willen
mijn ouders
naar het strand

Slide 17 - Sleepvraag

Wat is de persoonsvorm en het onderwerp in de zin?
De persoonsvorm
het onderwerp
Mijn voetbal
is
gevallen
 in de sloot

Slide 18 - Sleepvraag

Slide 19 - Tekstslide

De stam van een werkwoord
De stam van een werkwoord is de ik-vorm tegenwoordige tijd.
Bijvoorbeeld:
Lopen-ik loop......................stam: loop
Rennen-ik ren...................... stam:ren
Horen-ik hoor......................stam:hoor
Ruiken-ik ruik......................stam:ruik 

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de stam van het werkwoord?
werken


Slide 21 - Open vraag

Wat is de stam van het werkwoord?
rennen


Slide 22 - Open vraag

Wat is de stam van het werkwoord?
hebben


Slide 23 - Open vraag

Wat is de stam van het werkwoord?

timmeren


Slide 24 - Open vraag

Wat is de stam van het werkwoord?

leven


Slide 25 - Open vraag

Speel galgje (hangman)
Met de woorden van Nieuwsbegrip 'de verkiezingen' van vorige week.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Link

Huiswerk:
Kijk tenminste 3x per week het 
Jeugdjournaal.
Vul de vragen in op het werkblad.

Slide 28 - Tekstslide