Diabetes

Les 17 Diabetes mellitus
Anatomie/fysiologie/pathologie
I.Booisma
Maart 2024 FIRDA

1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1,2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Les 17 Diabetes mellitus
Anatomie/fysiologie/pathologie
I.Booisma
Maart 2024 FIRDA

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud les
- Voorkennis testen
- Anatomie 
- Wat is diabetes
- Opdracht diabetes typ 1 & 2
- Behandeling
- Hyper versus hypo

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het eind van de les ben je in staat om:

- Diabetes Type 1 en type 2 te herkennen,
- Symptomen en complicaties van diabetes te benoemen
- Weet je hoe je moet inspelen op signalen van cliënten bij een hyper of hypo.

Slide 3 - Tekstslide

timer
0:30
Wat weet je al over diabetes?

Slide 4 - Woordweb

Wat is de officiële benaming voor suikerziekte?
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2
C
Diabetes Naxon
D
Diabetes Mellitus

Slide 5 - Quizvraag

Diabetes mellitus
De Latijnse benaming voor Diabetes mellitus is letterlijk ‘honingzoete doorstroming’. De naam is te danken aan één van de belangrijkste verschijnselen bij diabetes, namelijk de zoete urine. 

1950-1980 Synthetische insuline 
wordt ontwikkeld

Slide 6 - Tekstslide

Bij welke van onderstaande antwoorden spreken we van ouderdomsdiabetes?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 7 - Quizvraag

Welk type diabetes is altijd insulineafhankelijk?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 8 - Quizvraag

Cijfers
  • +/- 1,2 miljoen mensen in Nederland hebben diabetes.
  • Van de diabetes patiënten heeft 1 op de 10 diabetes type 1.
  • Gemiddelde leeftijd bij diagnose type 1:  35 jaar
  • En bij type 2: 61 jaar

Slide 9 - Tekstslide

Anatomie van het lichaam
  • Welke organen spelen een rol bij diabetes?
  • Is diabetes een auto-immuunziekte?
  • En wat betekende dat ook alweer?

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Anatomie van het lichaam
Alvleesklier (pancreas):
- ligt links achter/onder de maag
- Bestaat uit 3 delen: Kop, lichaam en staart.

2 hoofdfuncties:
1. maakt insuline aan en glucagon
- geeft insuline/glucagon af aan het bloed
- eilandjes van Langerhans
(daar wordt de insuline gemaakt)
2. helpt bij de spijsvertering

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Eilandjes van Langerhals
- Maakt Glucagon (alphacellen) - Afgegeven bij een te lage suikerspiegel
- Maakt Insuline (betacellen) - Afgegeven bij een te hoge suikerspiegel 

Glucose/Glycogeen
- Wordt opgeslagen in spieren, de lever en vetcellen (met behulp van insuline). Voorziet je cellen van energie.
Wanneer glucose opgeslagen wordt noemen we dit glycogeen.

Slide 14 - Tekstslide

Wat is diabetes
Diabetes, suikerziekte, is een ziekte waarbij het lichaam de bloedsuiker niet meer in evenwicht kan houden. Dat komt doordat het lichaam te weinig van het hormoon insuline heeft. En ook reageert het lichaam vaak niet goed meer op insuline. Of het maakt helemaal geen insuline meer. 
Insuline regelt de bloedsuikerspiegel. (Diabetes Fonds, 2020)

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
Werk in groepjes van 4 diabetes type 1 of 2 uit.
1. Hoe ontstaat het? 
2. Waarom wordt insuline vergeleken met een sleutel?
3. Wat voor symptomen en complicaties horen erbij? 



timer
20:00

Slide 16 - Tekstslide

Complicaties
  • oogschade;
  • nierschade;
  • zenuwschade aan de uiteinden
    van zenuwen, bijvoorbeeld in de voeten;
  • een vertroebeling van de ooglens;
  • vaatverkalking (atherosclerose).
  • Hart & vaatzieken

Slide 17 - Tekstslide

Behandeling
- Genezing nog (niet) mogelijk!

- Gezond eten en bewegen
- Behandeling met medicijnen
- Behandeling met insuline (hoe op jouw BPV?)

Slide 18 - Tekstslide

Behandeling

Slide 19 - Tekstslide

Hyper versus hypo
Meten is weten!

Hyper = te hoog
Hypo = te laag

Slide 20 - Tekstslide

Hyper
Bloedsuiker vanaf 10
- veel urineren
- veel dorst hebben en houden
- vermoeid zijn
- plotselinge humeurigheid, snel boos worden
- misselijk zijn of overgeven
- alles voelt vervelend

Slide 21 - Tekstslide

Hypo
Bloedsuiker onder de 4:
- zweten
- trillen
- duizelig zijn
- plotseling wisselend humeur (opeens boos worden bijvoorbeeld) ongeconcentreerd zijn
- hoofdpijn
- moe zijn
- hongerig zijn

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide