Verbes -er

Nous ... français.
A
parlons
B
parlez
C
parles
D
parlent
1 / 20
volgende
Slide 1: Quizvraag
FransMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nous ... français.
A
parlons
B
parlez
C
parles
D
parlent

Slide 1 - Quizvraag

Les garçons ... le foot.
A
préférez
B
préfère
C
préfèrent
D
préférons

Slide 2 - Quizvraag

Je ... les maths.
A
détestes
B
détestez
C
détestent
D
déteste

Slide 3 - Quizvraag

Luc ... une fête.
A
donnes
B
donne
C
donnent
D
donnons

Slide 4 - Quizvraag

Is het werkwoord goed vervoegd?
Elle habitent aux Pays-Bas.
A
B

Slide 5 - Quizvraag

Is het werkwoord goed vervoegd?
Tu chantes une chanson.
A
B

Slide 6 - Quizvraag

Is het werkwoord goed vervoegd?
J'aime le tennis.
A
B

Slide 7 - Quizvraag

Is het werkwoord goed vervoegd?
Nous parlez néerlandais.
A
B

Slide 8 - Quizvraag

Elles ... le chocolat. (aimer)

Slide 9 - Open vraag

Ma soeur ... le hockey. (adorer)

Slide 10 - Open vraag

Je ... néerlandais. (parler)

Slide 11 - Open vraag

Vous ... une pomme. (manger)

Slide 12 - Open vraag

Tu ... aux Pays-Bas. (habiter)

Slide 13 - Open vraag

Chloé et Monique ... le lundi. (danser)

Slide 14 - Open vraag

Nous ... un film. (regarder)

Slide 15 - Open vraag

Il ... de la musique. (écouter)

Slide 16 - Open vraag

Vertaal:
Ma mère aime la natation.

Slide 17 - Open vraag

Vertaal:
Dimanche c'est mon anniversaire.

Slide 18 - Open vraag

Vertaal:
Wij wonen op het platteland.

Slide 19 - Open vraag

Vertaal:
Mijn grootouders zijn dol op mijn neef.

Slide 20 - Open vraag