P3 Les 4 Deutschlandlabor: Wohnen

WOHNEN 
Welche Wörter kennst du schon?
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo k, g, tLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

WOHNEN 
Welche Wörter kennst du schon?

Slide 1 - Tekstslide

Aufgabe 1:
Bekijk de plaatjes. Kies daarna het goede Duitse woord uit dat erbij hoort. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Wähle das richtige deutsche Wort.
A
das Bad
B
das Wohnzimmer
C
die Küche
D
der Garten

Slide 4 - Quizvraag

Slide 5 - Tekstslide

Wähle das richtige deutsche Wort.
A
das Wohnzimmer
B
das Arbeitszimmer
C
das Schlafzimmer
D
das Esszimmer

Slide 6 - Quizvraag

Slide 7 - Tekstslide

Wähle das richtige deutsche Wort.
A
das Wohnzimmer
B
das Arbeitszimmer
C
das Schlafzimmer
D
die Toilette

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Tekstslide

Wähle das richtige deutsche Wort.
A
das Wohnzimmer
B
das Badezimmer
C
das Schlafzimmer
D
die Toilette

Slide 10 - Quizvraag

Slide 11 - Tekstslide

Wähle das richtige deutsche Wort.
A
das Wohnzimmer
B
das Badezimmer
C
das Schlafzimmer
D
die Küche

Slide 12 - Quizvraag

Deutschlandlabor: Wohnen
Bekijk de video.
Beantwoord daarna de volgende vragen.

Slide 13 - Tekstslide

9

Slide 14 - Video

Die meisten Leute mieten eine Wohnung.

mieten =
A
leasen
B
verpanden
C
kopen
D
huren

Slide 15 - Quizvraag

00:47
Een persoon heeft gemiddeld 40 vierkante meter om op te wonen in Duitsland.
A
ja, ungefähr
B
nein, viel weniger
C
nein, viel mehr

Slide 16 - Quizvraag

00:47
Gemiddeld woont in Duitsland in 1 huishouden 1 persoon.
A
richtig
B
falsch

Slide 17 - Quizvraag

01:12
Wie sieht eine typisch Deutsche Wohnung aus?
A
Es gibt viel Licht.
B
Die Wohnung hat eine Badewanne (badkuip).
C
Es gibt viel Holz (hout).
D
Es gibt 5 Zimmer.

Slide 18 - Quizvraag

01:12
Was ist wichtig für die Personen in ihrer eigenen Wohnung?
A
dass sie nicht alleine wohnen
B
das Bett
C
ein eigenes Zimmer
D
ein Wohnzimmer mit großen Fenstern

Slide 19 - Quizvraag

02:33
Die Deutschen...
A
sind gerne zu Hause
B
sind gern in der Küche
C
lieben praktische Möbel
D
geben wenig Geld aus

Slide 20 - Quizvraag

02:33
Om ervoor te zorgen dat de woning er gezellig uit komt te zien, moet men..
A
veel stof gebruiken
B
veel tapijt op de grond leggen
C
warme kleuren uitzoeken
D
een grote sofa in de woonkamer neerzetten

Slide 21 - Quizvraag

04:44
Die Mietpreise (= huurprijzen) in München sind...
A
nicht so hoch
B
ziemlich (= behoorlijk) hoch
C
sehr hoch
D
nierdrig (= laag)

Slide 22 - Quizvraag

04:44
David en Nina...
A
bekommen (=krijgen) die Wohnung
B
finden die Wohnung zu groß
C
können die Wohnnug nicht mieten
D
finden die Wohnung blöd

Slide 23 - Quizvraag

04:44
Wähle die richtige Aussprache:
Kies de goede uitspraak:
A
Nina und David sehen eine Wohnung an.
B
Die Wohnung hat 3 Zimmer.
C
Nina und David sprechen mit dem Vermieter.
D
Es gibt noch mehr Leute, die Interesse haben .

Slide 24 - Quizvraag

Buch Seite 62 / Wörterbuch
  • die Küche
  •  das Wohnzimmer 
  • das Badezimmer / die Toilette
  • der Garten
  • das Schlafzimmer

Maak bij elk woord een woordweb met 4 voorwerpen en 2 werkwoorden.
Je mag elk woord maar 1 keer gebruiken.

Slide 25 - Tekstslide

boek blz 62 / 
woordenboek
1 kamer -->
4 voorwerpen 
2 werkwoorden

Slide 26 - Tekstslide