H5.1 Handel en nijverheid

1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

blz. 71

Slide 2 - Tekstslide

Opdracht-2
Gebruik bron 1.
a.
Wat doen de mannen op de koopmansbeurs?
 
b.
Dit schilderij laat zien wat in Amsterdam in de 17e eeuw een belangrijk
bestaansmiddel was.
Welk bestaansmiddel is dat?  

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht-2
Gebruik bron 1.
a.
Wat doen de mannen op de koopmansbeurs?
Op de koopmansbeurs kopen en verkopen ze handelswaar.
b.
Dit schilderij laat zien wat in Amsterdam in de 17e eeuw een belangrijk
bestaansmiddel was.
Welk bestaansmiddel is dat? De handel.

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht-3
a.
In de leertekst ‘De handel groeit’ staan twee oorzaken van de groei van de handel in de Republiek rond 1600. Onderstreep de twee zinnen waarin die oorzaken worden samengevat.

volgende afbeelding!

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht-3
b.
Wat is nijverheid?
Nijverheid is het met de hand maken van producten.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht-3
c.
Door de bloeiende handel groeide ook de nijverheid. Leg uit wat met die zin
wordt bedoeld.
Met ‘bloeiende handel’ wordt bedoeld dat 
Daardoor groeide de nijverheid, want 

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht-3
c.
Door de bloeiende handel groeide ook de nijverheid. Leg uit wat met die zin
wordt bedoeld.
Met ‘bloeiende handel’ wordt bedoeld dat er veel werd gehandeld en dat
er veel geld werd verdiend met de handel.
Daardoor groeide de nijverheid, want er waren dan veel schepen, zeilen,
planken, touwen, tonnen en andere zaken nodig voor de handel.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht-4
Gebruik bron 3. Handelsschepen voeren na 1585 vanuit vier gebieden naar Amsterdam.
a. Teken (met een pijl) de handelsroute vanuit elk gebied naar Amsterdam. Eén pijl is al
gegeven.
b. Schrijf erbij welke producten naar Amsterdam gebracht werden.
c. Welke producten verkochten de Amsterdamse kooplieden in het Oostzeegebied?
Daar verkochten ze zout en haring.

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht-5
a.
De verovering van Antwerpen was een gebeurtenis in de Nederlandse Opstand. Wie vochten er tegen elkaar tijdens de Opstand?

b.
Maak de tekst kloppend.
Na 1585 werd in Antwerpen het katholieke / protestantse geloof verboden. Daarom vluchtten katholieke / protestantse kooplieden naar de Republiek.

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht-5
a.
De verovering van Antwerpen was een gebeurtenis in de Nederlandse Opstand. Wie vochten er tegen elkaar tijdens de Opstand?
Spanje en de opstandige gewesten in de Nederlanden vochten tegen elkaar.
b.
Maak de tekst kloppend.
Na 1585 werd in Antwerpen het katholieke / protestantse geloof verboden. Daarom vluchtten katholieke / protestantse kooplieden naar de Republiek.

Slide 12 - Tekstslide

Opdracht-5
a.
De verovering van Antwerpen was een gebeurtenis in de Nederlandse Opstand. Wie vochten er tegen elkaar tijdens de Opstand?
Spanje en de opstandige gewesten in de Nederlanden vochten tegen elkaar.
b.
Maak de tekst kloppend.
Na 1585 werd in Antwerpen het katholieke / protestantse geloof verboden. Daarom vluchtten katholieke / protestantse kooplieden naar de Republiek.

Slide 13 - Tekstslide

Opdracht-5
c.
Wat waren twee gevolgen van de verovering van Antwerpen door Spanje?
A De handel in Antwerpen groeide snel.
B De Spanjaarden trokken verder naar Amsterdam.
C Specerijen kon je voortaan beter in Amsterdam dan in Antwerpen kopen.
D Veel ambachtslieden uit Antwerpen vluchtten naar Amsterdam.
E Zijde uit Azië was in Europa niet meer te koop.

Slide 14 - Tekstslide

Blz. 73

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht-6
a.
Wat is een stapelmarkt?
A Een plaats waar goederen worden opgeslagen vóór ze worden doorverkocht.
B Een plaats waar goederen worden verkocht vóór ze worden opgeslagen.
C Een plaats waar grondstoffen worden bewerkt en daarna worden verkocht.
D Een plaats waar luxeproducten worden bewerkt en daarna worden verkocht.

Slide 16 - Tekstslide

Opdracht-6
a.
Wat is een stapelmarkt?
A Een plaats waar goederen worden opgeslagen vóór ze worden doorverkocht.
B Een plaats waar goederen worden verkocht vóór ze worden opgeslagen.
C Een plaats waar grondstoffen worden bewerkt en daarna worden verkocht.
D Een plaats waar luxeproducten worden bewerkt en daarna worden verkocht.

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Opdracht-6
b.
Wat is een voorbeeld van handelskapitalisme?
A Het verdiende geld investeren in een grote partij wollen stoffen.
B Het verdiende geld sparen en er een grachtenpand van kopen.
C Je werkplaats verkopen en van de opbrengst gaan leven.
D Mooie schilderijen kopen van het verdiende geld.

Slide 19 - Tekstslide

Opdracht-6
b.
Wat is een voorbeeld van handelskapitalisme?
A Het verdiende geld investeren in een grote partij wollen stoffen.
B Het verdiende geld sparen en er een grachtenpand van kopen.
C Je werkplaats verkopen en van de opbrengst gaan leven.
D Mooie schilderijen kopen van het verdiende geld.

Slide 20 - Tekstslide

Opdracht-7
a.
Wat waren goedkope producten en wat luxeproducten?

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht-7
b.
In de Republiek groeide de vraag naar luxeproducten. Geef daarvoor een oorzaak.
Er waren steeds meer rijke mensen die zulke producten konden
betalen.

Slide 22 - Tekstslide

Pak je planagenda!
H5.1 | Handel en nijverheid in de Republiek

Blz. 70 – 76;
maken opdr. 8 t/m 11

Slide 23 - Tekstslide

Blz. 74-75

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht-8
Zet de zinnen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.

A Amsterdamse kooplieden verdienen vooral geld met de handel met het
Oostzeegebied.
B Amsterdam is de belangrijkste stapelmarkt van Europa.
C Na de verovering van Antwerpen gaan veel kooplieden naar Amsterdam.
De juiste volgorde is:  

Slide 25 - Tekstslide

Opdracht-8
Zet de zinnen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.

A Amsterdamse kooplieden verdienen vooral geld met de handel met het
Oostzeegebied.
B Amsterdam is de belangrijkste stapelmarkt van Europa.
C Na de verovering van Antwerpen gaan veel kooplieden naar Amsterdam.
De juiste volgorde is: A, C, B.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht-9
a.
Wat is geen voorbeeld van migratie in de 17e eeuw?
A Een Duitse boerenzoon zoekt werk in de Hollandse steden.
B Een joods gezin vlucht vanuit Spanje naar de Republiek.
C Een koopmansfamilie verhuist van Amsterdam naar Leiden.

Slide 27 - Tekstslide

Opdracht-9
b.
Om welke twee redenen trokken mensen van het platteland naar de steden in de gewesten Holland en Zeeland?

Slide 28 - Tekstslide

Opdracht-9
b.
Om welke twee redenen trokken mensen van het platteland naar de steden in de gewesten Holland en Zeeland?
In die gewesten was veel werk.
De lonen in de Republiek waren hoger.
- Er kwamen vluchtelingen, vaak protestanten, naar de Nederlanden.

Slide 29 - Tekstslide

Opdracht-10
In de Republiek was veel begrip voor de Franse protestanten die hun land moesten ontvluchten. Geef een verklaring voor de warme ontvangst die deze protestanten kregen.

A De Republiek had tijdens de Opstand tegen het katholieke Frankrijk gevochten.
B Het herinnerde mensen aan de vervolging van protestanten in de Nederlanden.
C In de Republiek waren in de havens en op de schepen altijd arbeiders nodig.
D Nieuwkomers werkten voor een lager loon dan Hollandse arbeiders.

Slide 30 - Tekstslide

Opdracht-11a
In de Republiek was veel begrip voor de Franse protestanten die hun land moesten ontvluchten. Geef een verklaring voor de warme ontvangst die deze protestanten kregen.

A De Republiek had tijdens de Opstand tegen het katholieke Frankrijk gevochten.
B Het herinnerde mensen aan de vervolging van protestanten in de Nederlanden.
C In de Republiek waren in de havens en op de schepen altijd arbeiders nodig.
D Nieuwkomers werkten voor een lager loon dan Hollandse arbeiders.

Slide 31 - Tekstslide

Opdracht-11b
In de Republiek was veel begrip voor de Franse protestanten die hun land moesten ontvluchten. Geef een verklaring voor de warme ontvangst die deze protestanten kregen.

A De Republiek had tijdens de Opstand tegen het katholieke Frankrijk gevochten.
B Het herinnerde mensen aan de vervolging van protestanten in de Nederlanden.
C In de Republiek waren in de havens en op de schepen altijd arbeiders nodig.
D Nieuwkomers werkten voor een lager loon dan Hollandse arbeiders.

Slide 32 - Tekstslide

Opdracht-11c
In de Republiek was veel begrip voor de Franse protestanten die hun land moesten ontvluchten. Geef een verklaring voor de warme ontvangst die deze protestanten kregen.

A De Republiek had tijdens de Opstand tegen het katholieke Frankrijk gevochten.
B Het herinnerde mensen aan de vervolging van protestanten in de Nederlanden.
C In de Republiek waren in de havens en op de schepen altijd arbeiders nodig.
D Nieuwkomers werkten voor een lager loon dan Hollandse arbeiders.

Slide 33 - Tekstslide

Pak je planagenda!
H5.2 | Handel in de Oost en de West.
Blz. 77 – 83; 
maken opdrachten 1a/b/c, 2 t/m 5

Slide 34 - Tekstslide