Wederkerend werkwoord 4hv

De wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden waar in het Nederlands zich voor staat: zich wassen, zich vergissen, zich voelen, zich herinneren, zich zorgen maken, etc.

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3,4

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

De wederkerende werkwoorden
Wederkerende werkwoorden zijn werkwoorden waar in het Nederlands zich voor staat: zich wassen, zich vergissen, zich voelen, zich herinneren, zich zorgen maken, etc.

Slide 1 - Tekstslide

Veel voorkomende werkwoorden
zich douchen - se doucher
zich wassen - se laver
zich scheren - se raser
zich opmaken - se maquiller
Sommige werkwoorden zijn in het Nederlands NIET wederkerend, maar in het Frans wel!!!!
wakker worden - se reveiller
opstaan - se lever
naar bed gaan- se coucher
tandenpoetsen - se brosser les dents
wandelen - se promener

Slide 2 - Tekstslide

Zich wassen

Een voorbeeld: Ik was me.

Bij wederkerende werkwoorden horen de dikgedrukte woorden altijd bij elkaar. Ik en me, jij en je, hij en zich etc.


Se laver

je me lave (ik was me)
tu te laves (jij wast je)
il se lave (hij wast zich)
elle se lave (zij wast zich)
on se lave (men wast zich)
nous nous lavons (wij wassen ons)
vous vous lavez (jullie wassen jullie)
ils/elles se lavent (zij wassen zich)

Slide 3 - Tekstslide

In de passé composé

vervoegen we ALLE wederkerende werkwoorden met ÊTRE

Je me suis lavé(e)
tu t'es lavé(e)

il s'est lavé

elle s'est lavée

nous nous sommes lavé(e)s
vous vous êtes lavé(e)(s)
ils se sont lavés

elles se sont lavées

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Kies de juiste optie:
Elle __ beaucoup aux films (s'intéresser ).
A
s'intéresse
B
s'intéresses

Slide 6 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Je __ lave à huit heures du matin (se laver).
A
te lave
B
me lave

Slide 7 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Nous ___ amusons à la fête de Léa (s'amuser).
A
nous amusons
B
nous amusez

Slide 8 - Quizvraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ toujours tard (se coucher).

Slide 9 - Open vraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Elles ___ à Paris (s'installer).

Slide 10 - Open vraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves ___ dans leur chambre (se reposer)

Slide 11 - Open vraag

Deel 2
De wederkerende werkwoorden in de passé composé.

Slide 12 - Tekstslide

Bekijk dit goed

Slide 13 - Tekstslide

Kies de juiste optie:
Het wederkerend werkwoord vervoeg je altijd met het hulpwerkwoord ...
A
avoir
B
être

Slide 14 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Tu ___ tôt (se coucher - ONTK.). Let op: passé composé.
A
te n'est pas couché
B
ne t'es pas couché

Slide 15 - Quizvraag

Kies de juiste optie:
Léa et Julie ___ au cinéma (s'amuser). Let op: passé composé.
A
se sont amusées
B
se sont amusés

Slide 16 - Quizvraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Les élèves ___ dans leur chambre (se reposer)

Slide 17 - Open vraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Vous ___ hier soir Luc et Julie? (s'amuser). Let op: passé composé.

Slide 18 - Open vraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ pendant deux heures (s'entraîner). Let op: passé composé.

Slide 19 - Open vraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Vous ___ hier soir Luc et Julie? (s'amuser). Let op: passé composé.

Slide 20 - Open vraag

Vul zelf het goede antwoord in:
Il ___ pendant deux heures (s'entraîner). Let op: passé composé.

Slide 21 - Open vraag