Lezen tekstverbanden

Tekstverbanden hfst 4 Lezen + tekstdoelen hfst 5 

- Je kent en herkent de tekstverbanden  
choronologisch tekstverband
opsommend tekstverband
tegenstellend tekstverband
toelichtend/voorbeeldgevend tekstverband 
concluderend tekstverband


1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Tekstverbanden hfst 4 Lezen + tekstdoelen hfst 5 

- Je kent en herkent de tekstverbanden  
choronologisch tekstverband
opsommend tekstverband
tegenstellend tekstverband
toelichtend/voorbeeldgevend tekstverband 
concluderend tekstverband


Slide 1 - Tekstslide

Welke kenmerken horen bij verkennend lezen
A
een tekst bekijken om een eerste indruk te krijgen
B
een tekst goed lezen
C
je leest de eerste zinnen van elke alinea tussen inleiding en slot
D
Je leest alleen de laatste alinea.

Slide 2 - Quizvraag

Het signaalwoord ‘bijvoorbeeld’ is een ……….. tekstverband
A
opsommend
B
tijdsvolgorde/chrono-logisch
C
uitleggend
D
tegenstellend

Slide 3 - Quizvraag

De signaalwoorden ‘daarna ’ en 'toen' horen bij het ……… tekstverband
A
opsommend
B
concluderend
C
tijdsvolgorde/chrono-logisch
D
uitleggend

Slide 4 - Quizvraag

Oom Ger kijkt nooit een film, maar hij hij leest wel graag een boek.

‘Maar' is een signaalwoord ……… tekstverband
A
tegenstelling
B
tijdsvolgorde
C
opsommend
D
uitleggend

Slide 5 - Quizvraag

Sleepvraag
De volgende vraag is een sleepvraag:
Zet de plaatjes in de juiste kolom
Vraag:
Wat is het tekstdoel van de verschillende plaatjes?

Slide 6 - Tekstslide

Informeren
Amuseren
Activeren
Overtuigen

Slide 7 - Sleepvraag

Betogende tekst
In een betogende tekst geeft de schrijver zijn mening en verdedigt die met argumenten. Betogen betekent eigenlijk 'met bewijzen aantonen'. De schrijver heeft als doel de lezer te overtuigen dat zijn mening juist is. 

Slide 8 - Tekstslide

Betogende tekst
Veel betogen hebben een driedeling:
Inleiding: de schrijver noemt het onderwerp en geeft aan wat hij ervan vindt.
Kern: de schrijver geeft argumenten voor zijn mening.
Slot: de schrijver trekt een conclusie of vat het belangrijkste samen. 

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

Evaluatie
Hopelijk snap je de tekstverbanden en ook het tekstdoel overtuigen.

Slide 11 - Tekstslide