10-2 3th

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide


A
Personen
B
Dingen

Slide 3 - Quizvraag


A
Personen
B
Dingen

Slide 4 - Quizvraag

That is the man ............ asked me out last week.
This is the school ............... I will go to.
Are you watching the movie ............. I recommended?
Is she the teacher .................. started last week?
Which
Which
Who
Who

Slide 5 - Sleepvraag

Find the mistake!

Slide 6 - Tekstslide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 7 - Tekstslide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Vaak komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 8 - Tekstslide

Let op!
goed - beter - best
good - better - best

slecht - slechter - slechtst(e)
bad - worse - worst






Slide 9 - Tekstslide

Let op woorden die eindigen op een medeklinker + Y! 

Slide 10 - Tekstslide

Woorden van 2 of meer lettergrepen
krijgen GEEN -er of -est erna,
maar MORE of MOST ervoor!

I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.

Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is 
the most beautiful baby though.


Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel lettergrepen heeft het woord:
'yellow'
A
1
B
2
C
3

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel lettergrepen heeft het woord:
'nice'
A
1
B
2
C
3

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel lettergrepen heeft het woord:
'intelligent'
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 14 - Quizvraag

My sister has a ___ room than I have.
A
big
B
bigger
C
biggest
D
more bigger

Slide 15 - Quizvraag

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 16 - Quizvraag


A
fall
B
fallen
C
felt
D
fell

Slide 17 - Quizvraag


A
sent
B
send
C
sended
D
sund

Slide 18 - Quizvraag


Slide 19 - Open vraag


Slide 20 - Open vraag


Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide


A
stand
B
work
C
enjoyed
D
ate

Slide 23 - Quizvraag


A
buy
B
told
C
persade
D
persuade

Slide 24 - Quizvraag


Slide 25 - Open vraag


Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide


Slide 30 - Open vraag


Slide 31 - Open vraag