Wk 2: Breuken

1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 38 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Breuken 1F 
Wat zijn breuken?
Gelijkwaardige breuken
Breuken vereenvoudigen
Breuken optellen en aftrekken

Slide 2 - Tekstslide

Wat zijn breuken?
Een breuk bestaat uit een teller en een noemer.

Slide 3 - Tekstslide

Wat zijn breuken?
Een breuk geeft een deel van een geheel aan.
Denk maar aan pizzapunten of stukken taart.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn breuken?
Een breuk is gelijk aan 1 als teller en noemer even groot zijn.
5/5 = 1               ------>
2/2 = 1
4/4 = 1

Slide 5 - Tekstslide

Wat zijn breuken?
5/5 + 1/5 = 1  1/5 = 6/5           ----->

1  1/5 noemen we een samengestelde breuk (een geheel getal en een breuk samen)

Schrijf de uitkomst van een opgave altijd als samengestelde breuk.
Bijv.    7/3  =  .....

Slide 6 - Tekstslide

Wat zijn breuken?
Gelijkwaardige breuken zijn breuken die evenveel waard zijn, maar anders opgeschreven.

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn breuken?
Gelijkwaardige breuken zijn breuken die evenveel waard zijn, maar anders opgeschreven.

Vereenvoudig breuken altijd zo ver mogelijk: deel teller en noemer door hetzelfde getal.
bijv. 4/12  =  .....
bijv. 8/6  =  .....

Slide 8 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Gelijknamige breuken mag je optellen en aftrekken.
Tel de tellers bij elkaar op.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver mogelijk.

Bijv. 1/8 + 3/8 = .....
Bijv. 5/6 + 1/6 = .....

Slide 9 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Gelijknamige breuken mag je optellen en aftrekken.
Haal de tellers van elkaar af.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver mogelijk.

Bijv. 7/8 - 1/8 = .....

Slide 10 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Samengestelde breuken optellen:

Tel de helen bij elkaar op.
Tel de breuken bij elkaar op.
Tel de uitkomsten bij elkaar op.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver mogelijk.

Bijv.   3  1/6  +  1   1/6  =  .....

Slide 11 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Samengestelde breuken aftrekken:

Splits het tweede getal in helen en een breuk.
Trek de helen van het eerste getal af.
Trek de breuk van de uitkomst af.
Vereenvoudig de uitkomst zo ver mogelijk.
Bijv.  3  3/4  -  2  1/4  =  .....
Bijv.   3  1/6  +  1   1/6  =  .....

Slide 12 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Samengestelde breuken aftrekken:
- Soms moet je eerst de helen in de breuk brengen
Bijv.   2  2/15  -  7/15  =  .....
       =  32/15    -  7/15  =  .....

Bijv. 1  1/3  -  2/3  =  .....

Slide 13 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Ongelijknamige breuken.
Dit zijn breuken waarvan de noemers niet hetzelfde zijn.
Om deze breuken te mogen optellen/aftrekken moet je ze eerst gelijknamig maken.

Bijv.  2/3  +  1/6   =   4/6  +  1/6   =   .....

Slide 14 - Tekstslide

Breuken optellen en aftrekken
Ongelijknamige breuken.
Dit zijn breuken waarvan de noemers niet hetzelfde zijn.
Om deze breuken te mogen optellen/aftrekken moet je ze eerst gelijknamig maken.

Bijv.  1/2  +  1/3   =   3/6  +  2/6   =   .....

Slide 15 - Tekstslide

Samen oefenen!
65+74=4235+24=4259=14217
6551=30256=3019
1
2

Slide 16 - Tekstslide

Optellen/aftrekken met helen
Voorbeeld:


154+31=

Slide 17 - Tekstslide

Samen oefenen
153+165=58+611=3048+55=30103=33013

Slide 18 - Tekstslide

Samen oefenen
15365=[?][?]=[?][?]=[?][?]=[?][?]

Slide 19 - Tekstslide

Breuken 2F 
Breuken gelijknamig maken
Breuken optellen en aftrekken

Slide 20 - Tekstslide

Maak de breuken gelijknamig
83en41
65en43
32en125
31en52

Slide 21 - Tekstslide

Gelijknamige breuken optellen
43+43=
54+53=
83+87=

Slide 22 - Tekstslide

Gelijknamige breuken aftrekken
243141=
15453=
8783=

Slide 23 - Tekstslide

Ongelijknamige breuken optellen
43+62=
154+43=
121+32=

Slide 24 - Tekstslide

Ongelijknamige breuken aftrekken
243131=
15483=
8753=

Slide 25 - Tekstslide

Reken uit:

In een maatbeker zit      liter water. Je giet er        liter water uit.

Hoeveel water zit er nu in?    
53
41

Slide 26 - Tekstslide

Reken uit:
Frits en Mark hebben 3 pizza's besteld. 

Frits eet             pizza en Mark eet          pizza.

Hoeveel pizza houden ze over?
141
65

Slide 27 - Tekstslide

Reken uit:
Thyrza heeft          slagroomtaart.

Met een groep vrienden eet ze         van de slagroomtaarten op. Hoeveel slagroomtaart houdt ze over?



321
265

Slide 28 - Tekstslide

Reken uit:
Citroenlimonade:
liter citroensap
liter water
liter suikerwater
Marja zegt dat ze exact 1 liter citroenlimonade kan maken met deze ingrediënten. Klopt dat?



52
103
207

Slide 29 - Tekstslide

Breuken 3F 
Breuken optellen en aftrekken
Breuken en decimale getallen

Slide 30 - Tekstslide

Ongelijknamige breuken optellen
243+162=
154+243=
11211+32=

Slide 31 - Tekstslide

Ongelijknamige breuken aftrekken
243131=
15287=
18753=

Slide 32 - Tekstslide

Watermeloen eten
Vier vriendinnen eten samen een watermeloen. Milou eet          ,
Chantal eet          en Aletha eet       . Kristel krijgt de rest.

Laat met een berekening zien welk deel van de meloen Kristel krijgt. 
31
81
61

Slide 33 - Tekstslide

Chocolade
Erwin heeft        deel van een reep melkchocolade,         deel van een reep witte melkchocolade opgegeten. Faarnaast heeft hij       deel van de reep hazelnootchocolade opgegeten. Hoeveel heeft hij al met al gegeten? En welk deel van de 3 repen chocolade is over?
107
53
65

Slide 34 - Tekstslide

Frisdranken
We hebben een        liter fles cola en een blikje fanta met          liter Fanta. Daarnaast hebben we flesje 7-up met         liter.

Hoeveel frisdrank hebben we in totaal?  
121
51
31

Slide 35 - Tekstslide

Vruchtensap
In een fles van 1 liter zit        aardbeiensap en driekwart liter sinaasappelsap. '

De rest is frambozensap. Hoeveel liter frambozensap zit er in de fles. Geef het antwoord als breuk én decimaal getal. 
102

Slide 36 - Tekstslide

Taarten
Hans werkt tijdens een feest in de keuken. Bij de koffie worden verschillende taarten opgediend. Hij heeft opgeschreven hoe groot de stukken taart zijn, die na het feest nog over zijn. Hoeveel taart is er in totaal gegeten? Geef het antwoord in breuken of als decimaal getal.

0,5 taart
driekwart taart
hele taart 
0,2 taart
31taart
32taart

Slide 37 - Tekstslide

Melk drinken
Een literpak is voor        gevuld. Peter schenkt hieruit een glas van 0,25 liter. Laat met een berekening zien hoeveel liter melk er daarna nog in het pak zit. Schrijf het antwoord als breuk en vereenvoudig zo ver mogelijk. 
54

Slide 38 - Tekstslide