6.3 Duurzame landbouw

6.3 Duurzame landbouw
Thema 6 Duurzaam leven
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

6.3 Duurzame landbouw
Thema 6 Duurzaam leven

Slide 1 - Tekstslide

Wat weten we al?

Slide 2 - Tekstslide

Bij welke vorm van landbouw worden planten in een kas gekweekt?
A
Tuinbouw
B
Veeteelt
C
Voedingsgewassen
D
Akkerbouw

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de term voor een landbouwpraktijk waarbij een boer slechts één soort gewas verbouwt op een groot stuk land?
A
Polycultuur
B
Biodiversiteit
C
Multicultuur
D
Monocultuur

Slide 4 - Quizvraag

Waarom is er een grotere kans op plagen in monoculturen?
A
Er zijn weinig dieren in monoculturen.
B
Monoculturen trekken plagen niet aan.
C
Er zijn veel dieren van één soort die voedingsgewassen aantasten.
D
Monoculturen hebben natuurlijke weerstand tegen plagen.

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het doel van bodembewerking?
A
Verwijderen van mineralen uit de bodem
B
Meer zuurstof in de bodem brengen
C
De bodem compacter maken
D
Minder zuurstof in de bodem brengen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is kunstmatige selectie in veredeling?
A
Selectie door dieren van planten.
B
Selectie door planten zelf van hun eigenschappen.
C
Selectie door weersomstandigheden van planten.
D
Selectie door de mens van planten met gunstige eigenschappen.

Slide 7 - Quizvraag

Wat is een nadeel van de intensieve veehouderij?
A
Biologische landbouw
B
Gebruik van natuurlijke mest
C
Mestoverschot
D
Dierenwelzijn

Slide 8 - Quizvraag

Hoe kan veredeling van landbouwhuisdieren op een natuurlijke manier plaatsvinden?
A
Door kunstmatige inseminatie en in-vitrofertilisatie.
B
Door kruisen en fokken.
C
Door het gebruik van hormonen.
D
Door genetische modificatie.

Slide 9 - Quizvraag

Begrippen 6.2
  • Bemesting
  • Bestrijdingsmiddelen
  • Bodembewerking]
  • Erfelijke eigenschappen
  • Genetische modificatie
  • In-vitrofertilisatie (ivf)
  • Kunstmatige inseminatie (ki)
  • Landbouwhuisdieren
  • Plaag
  • Veredeling
  • Voedingsgewassen

Slide 10 - Tekstslide

Leerdoelen 6.3
  • Je kunt de kenmerken van bestrijdingsmiddelen noemen.
  • Je kunt de kenmerken van biologische bestrijding noemen.
  • Je kunt uitleggen hoe je gewassen op een duurzame manier kunt verbouwen.

Slide 11 - Tekstslide

Gangbare landbouw
De gangbare (gewone) landbouw bestaat uit:
  • Intensieve veehouderijen (veeteelt)
  • Monoculturen (akkerbouw en tuinbouw)
Het voordeel hiervan is dat boer doelmatig kan werken en dat de opbrengst hoger is.
De nadelen zijn uitputting van de grond, verzuring, vermesting en de grotere kans op ziekten en plagen.

Slide 12 - Tekstslide

Wat is een belangrijk aspect van gangbare landbouw?
A
Agro-ecologie toepassen
B
Duurzame landbouwpraktijken
C
Intensiteit van productie

Slide 13 - Quizvraag

Chemische bestrijding
Om ziekten en plagen te bestrijden kan een teler chemische bestrijdingsmiddelen gebruiken.
Deze noemen we ook wel gewasbeschermingsmiddelen of pesticiden.
Deze middelen kunnen ziekten en plagen snel en goed bestrijden, maar hebben ook nadelen:
  • Ze zijn niet-selectief (maken geen onderscheid).
  • Er treed bio-accumulatie op (ophoping in organismen).
  • Een populatie kan resistent worden (ongevoelig voor het middel).

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Biologische bestrijding
Ziekten en plagen kun je ook voorkomen en bestrijden zonder giftige stoffen. Drie manieren van biologische bestrijding zijn:
  • Vruchtwisseling (verbouwt een boer nooit 2 jaar achter elkaar hetzelfde gewas).
  • Natuurlijke vijanden (hierbij wordt een natuurlijke vijand van de plaag ingezet).
  • Lokken (hierbij worden schadelijke insecten met geuren of geluiden gelokt en daarna gedood of onvruchtbaar gemaakt).

Slide 16 - Tekstslide

Hoe noemen we het als een boer nooit 2 jaar achter elkaar hetzelfde gewas verbouwd?
A
Vruchtwisseling
B
Herbicidegebruik
C
Lokken
D
Natuurlijke vijanden

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Tekstslide

Biologische landbouw
In de biologische landbouw staan het milieu en dierenwelzijn centraal:
  • Er worden chemische bestrijdingsmiddelen of kunstmest gebruikt.
  • Dieren lopen los.
  • Ziekten en plagen worden bestreden met biologische bestrijdingsmethoden.
  • De gewassen worden verbouwd op kleine stukken grond waar vruchtwisseling wordt toegepast.
  • Er wordt gebruikgemaakt van groenbemesting.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is een kenmerk van biologische landbouw?
A
Ziekten worden bestreden met chemische bestrijdingsmiddelen.
B
Er worden geen chemische bestrijdingsmiddelen gebruikt.
C
Dieren worden alleen binnen gehouden.
D
Er wordt veel kunstmest gebruikt.

Slide 20 - Quizvraag

Kringlooplandbouw
  • In de gangbare landbouw zijn er vaak resten die niet worden gebruikt en worden weggegooid. 
  • Bij kringlooplandbouw worden alle grondstoffen en eindproducten hergebruikt in een kringloop.
  • Daardoor is er weinig afval en uitstoot van gassen.
  • De minerale blijven in de klingloop aanwezig.
  • De gassen worden opgevangen en verwerkt of hergebruikt.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Wat blijft aanwezig in de kringloop bij kringlooplandbouw?
A
De afvalproducten
B
De resten
C
De gassen
D
De mineralen

Slide 23 - Quizvraag

Precisielandbouw
  • Bij precisielandbouw gebruiken de boeren speciale meetapparatuur.
  • Hiermee kunnen ze precies zien welk stuk van de akker voeding, bestrijdingsmiddelen en/of water nodig heeft.
  • De rest van de akker wordt niet onnodig mest of behandeld met bestrijdingsmiddelen.
  • Hierdoor komen minder vervuilende stoffen in het milieu terecht en het bespaart ook water.

Slide 24 - Tekstslide


Wat is een belangrijk voordeel van het gebruik van precisielandbouw?
A
Verhoogt waterverbruik
B
Bespaart water
C
Verhoogt energieverbruik
D
Vermindert bodemvruchtbaarheid

Slide 25 - Quizvraag

Verticale landbouw
  • Wanneer planten boven elkaar groeien, noemen we dit verticale landbouw.
  • Vaak wordt hierbij ledlicht gebruikt.
  • De ruimte waar de planten groeien, wordt goed afgesloten van de buitenlucht.
  • zo worden ziekten en plagen voorkomen.

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hoe worden ziekten en plagen voorkomen in verticale landbouw?
A
De ruimte staat open voor de buitenlucht
B
De ruimte wordt besproeid met pesticiden
C
De ruimte is goed afgesloten van buitenlucht
D
De ruimte wordt dagelijks schoongemaakt

Slide 28 - Quizvraag

Begrippen 6.3
  • Biologische landbouw
  • Kringlooplandbouw
  • Niet-selectieve bestrijdingsmiddelen
  • Pesticiden
  • Precisielandbouw
  • Selectieve bestrijdingsmiddelen
  • Verticale landbouw
  • Vruchtwisseling

Slide 29 - Tekstslide

Ik kan nu
  • Je kunt de kenmerken van bestrijdingsmiddelen noemen.
  • Je kunt de kenmerken van biologische bestrijding noemen.
  • Je kunt uitleggen hoe je gewassen op een duurzame manier kunt verbouwen.

Slide 30 - Tekstslide

Aan het werk!
Maken opdrachten 6.3 : 1 t/m 7
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken test jezelf 6.3
Veel goed? -> Maken 8+ online extra  6.3

 

timer
25:00

Slide 31 - Tekstslide