Negations

English
The 7th of June 
Ms. Derks
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

English
The 7th of June 
Ms. Derks

Slide 1 - Tekstslide

Plan for today
Skills
- Grammar & Listening

Mission:
• At the end of this lesson you can make negations.
• At the end of this lesson you know your level for the test. 

Why?
In bijna elke zin gebruik je een ontkenning en is het dus noodzakelijk om deze goed onder de knie te hebben. 

Slide 2 - Tekstslide

Negations

Slide 3 - Tekstslide

Negations with 'to do'

Om zinnen ontkennend te maken gebruik je don't of doesn't.


I like chocolate.                                                 I don't like chocolate?

She likes chocolate.                                        She doesn't like chocolate?  


Bij de onderwerpen he/she/it gebruik je doesn't!

Na don't en doesn't  krijg je het hele werkwoord!


Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Welke vertaling van de zin is juist?
'Zij wil geen appeltaart.'
A
She want not applepie.
B
She not want applepie.
C
She doesn't want applepie.
D
She doesn't wants applepie.

Slide 6 - Quizvraag

Welke vertaling van de zin is juist?
'Ik laat mijn hond niet uit.'
A
I doesn't walk my dog.
B
I don't walk my dog.
C
I don't walked my dog.
D
I not walk my dog.

Slide 7 - Quizvraag

Zinnen met to be





In ontkennende zinnen gebruik je het woordje NOT.
Je doet of bent iets NIET.


I am sick.
--> I am not sick.

He is happy.
--> He is not happy OF 
       he isn't happy

We are late for school.
--> We are not late for school OF we aren't late for school.

Slide 8 - Tekstslide

Welk woord zet je achter 'are' om een zin ontkennend te maken?
A
Do
B
Never
C
No
D
Not

Slide 9 - Quizvraag

Welke van onderstaande zinnen is correct?
A
I am not working today.
B
I not like to drive.
C
She likes not her school.
D
He loves his dog not.

Slide 10 - Quizvraag

Ontkenningen met Hulpwerkwoorden.
Meedere ww. in een zin? Eerste ww. is hulpww. 

Vb: Can, could, may, might, must, should, will, would, of een vorm van to have. 

Ontkennend maken door NOT erachter te zetten. 

Slide 11 - Tekstslide

Ontkenningen met Hulpwerkwoorden.
Voorbeelden
- Ellis can leave. Ellis can't (cannot) leave.
- They would buy a house. They wouldn't buy a house. 
- I could reach my friend. I couldn't reach my friend.
- I will fall. I WON'T fall. 


Slide 12 - Tekstslide

Make a negation: I am very tired.

Slide 13 - Open vraag

Make a negation:They are my classmates.

Slide 14 - Open vraag

Make a negation: I may go home early.

Slide 15 - Open vraag

Make a negation: Susan and Lily can come over.

Slide 16 - Open vraag

Make a negation: They make a lot of money.

Slide 17 - Open vraag

Slide 18 - Link

Let's get to work!

3.3 NU ENGELS 
Read grammar explanation carefully!
Do all ex. and exam practise (also extra ex. online) HW
Need help? Ask your neighbour first.

Done? Doorwerken aan 3.4


timer
20:00

Slide 19 - Tekstslide

Stof voor de toets (14 Juni)
NU ENGELS CH. 3: INSTRUCTIONS
Listening
Extra Listening (3.1, 3.2, 3.3, 3.4, 3.5, 3.6)
Grammar:
- 3.1 Articles (lidwoorden)
- 3.2 Present continuous (tegenwoordige tijd in duurvorm)
- 3.3 Negations (ontkennende zinnen)
- 3.4 Short yes/no answers (korte ja-/nee-antwoorden)
Vocab:
P. 106 t/m 110

Slide 20 - Tekstslide