5.4 NL tijdens koude oorlog




Koude Oorlog
5.4 Nederland in de Koude Oorlog
1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les




Koude Oorlog
5.4 Nederland in de Koude Oorlog

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de kern van het kapitalisme?

Slide 2 - Open vraag

Wat is de meest voorkomende kleur van de communisten?

Slide 3 - Open vraag

Van welke politiek van de VS is de Marshallhulp een voorbeeld?

Slide 4 - Open vraag

De DDR is een stattelietstaat van de Sovjet-Unie
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Welke president was aan de macht tijdens de Val van de Berlijnse Muur?
A
Chroetsjov
B
Gorbatsjov

Slide 6 - Quizvraag

Was de Hongaarse Opstand een succes voor de Hongaarse opstandelingen?
A
Ja
B
Nee

Slide 7 - Quizvraag

Welk van de volgende gebeurtenissen was de eerste?
A
Bouw Berlijnse Muur
B
Cubacrisis
C
Hongaarse Opstand
D
Praagse Lente

Slide 8 - Quizvraag

De EU is een wereldwijde organisatie?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Wie is geen permanent lid van de Veiligheidsraad?
A
China
B
Nederland
C
Groot-Brittannie
D
Rusland

Slide 10 - Quizvraag

Unicef is onderdeel van de VN
A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quizvraag

Welk van de volgende organisaties is de jongste?
A
EG
B
EEG
C
EGKS
D
EU

Slide 12 - Quizvraag

Wederopbouw
Nederland had geleden onder de Duitse bezetting: 
  • er waren veel slachtoffers en de infrastructuur was kapot
  • Bombardementen, vernielingen

De meeste Nederlanders verdienden weinig en werkten hard, schouders eronder!





Slide 13 - Tekstslide

Hulp vanuit het buitenland

  • Marshallplan: geld en goederen vanuit de VS

  • Samenwerking in Europa (EGKS: 1958, voorloper van de Europese Unie).

Na ongeveer 15 jaar wederopbouw oorlogsschade grotendeels hersteld

Slide 14 - Tekstslide

Nieuwe welvaart
  • De welvaart groeit enorm

  • Prijzen en lonen worden losgelaten en mensen krijgen eindelijk weer meer loon (maar ook: hogere prijzen...)

  • Nederland wordt een consumptiemaatschappij: ook het kopen van luxe producten wordt belangrijk.

Slide 15 - Tekstslide

Een auto, vakantie en een sigaar...
...wat een luxe!

Slide 16 - Tekstslide


Amerikanisering


De invloed van Amerika in Europa neemt niet alleen politiek toe:
na de oorlog komen ook bedrijven als Coca Cola en Levi Strauss naar Nederland. Hierdoor nemen ook in het dagelijks leven, zoals bijvoorbeeld in de kleding of de muziek, veel Nederlanders Amerikaanse gebruiken over.
Dit heeft amerikanisering.
De Amerikaanse acteur James Dean wordt vaak genoemd als rolmodel voor de opstandige tiener: vetkuif, spijkerbroek en roken. Niet alleen de Amerikaanse jeugd nam zijn uiterlijk (en gedrag) over. Ook de Nederlandse jongeren, die zijn films in kleur in de bioscoop konden bekijken, vonden hem 'stoer'. De ouders spraken er, uiteraard, schande van! Lang heeft James Dean niet van zijn succes kunnen genieten: op 24-jarige leeftijd kwam hij bij een auto-ongeluk om het leven.

Slide 17 - Tekstslide


Jeugdculturen

Vanaf de jaren 50 gaan jongeren steeds langer naar school, waardoor ze vaak een hogere opleiding dan hun ouders volgen én in contact kwamen met andere ideeën.
Door de stijgende welvaart kunnen (en gaan) jongeren zich steeds meer onderscheiden door hun kleding, kapsel, muziek en manier van omgaan met elkaar. Ze vormden een eigen jeugdcultuur.
Elvis Presley (1935-1977) was een Amerikaans zanger en acteur. Hij wordt vaak The King of Rock and Roll of kortweg The King genoemd. Veel ouders spraken schande van de bewegingen die Elvis met zijn heupen maakt: "Het had alleen maar te maken met seks!"

Slide 18 - Tekstslide


Tweede Feministisch Golf

Vrouwen hebben niet dezelfde kansen in de samenleving als mannen. Vrouwen die buitenshuis werkten, verdienen vaak minder dan mannen die hetzelfde werk doen. De meeste mensen vinden dat het beter is dat een vrouw thuis voor de kinderen zorgt en dat de man kostwinner is. 
Tijdens de Tweede Feministische Golf verzetten veel vrouwen zich tegen deze rolverdeling en ongelijkheid.

Slide 19 - Tekstslide


De opkomst van de televisie

De eerste tv-uitzending in Nederland was in 1951. Televisietoestellen waren toen nog zeldzaam, maar twintig jaar later had vrijwel elk huishouden er een.
Via de televisie kwamen mensen in aanraking met meningen en ideeën buiten hun eigen zuil. 
In 1967 was er voor het eerst een naakte vrouw op de tv te zien. 
Daarover werden zelfs in de Tweede Kamer vragen gesteld.. 

Slide 20 - Tekstslide


Ontzuiling en secularisatie

Veel mensen voelen zich niet meer thuis in hun zuil. Waarom zouden ze nog luisteren naar een dominee of priester? Ze hadden immers geld en hersenen genoeg om zelf over hun leven te beslissen. 

Hierdoor ontstaat ontzuiling en secularisatie (kerk en geloof worden minder belangrijk)

Slide 21 - Tekstslide

Sociale grondrechten
De manier waarop mensen tegen de overheid aankeken, veranderde.
Veel mensen vonden dat de overheid ervoor moest zorgen dat iedereen in Nederland een goed bestaan kon hebben.
In 1983 werden de sociale grondrechten in de grondwet vastgelegd.

Slide 22 - Tekstslide

Sociale grondrechten.
De belangrijkste sociale grondrechten zijn:
  1. Recht op bestaanszekerheid.
  2. Recht op onderwijs.
  3. Recht op gezondheidszorg.
  4. Recht op woongelegenheid.
  5. Recht op bewoonbaarheid van het land.
  6. Recht op werk.
  7. Recht op rechtsbijstand.

Slide 23 - Tekstslide

Migranten
Door de stijgende welvaart is er in Nederland zoveel werk dat mensen uit andere landen worden gehaald om hier te werken. 

Deze gastarbeiders (uit Marokko, Turkije, Spanje en Italië) doen hier ongeschoold werk. 

Kennis van de Nederlandse taal of cultuur was niet nodig om het werk te kunnen doen:
de mensen waren te gast en zouden weer teruggaan.

Slide 24 - Tekstslide

Migranten
  • Uit kolonies (Suriname, Antillen + Indonesië) komen ook migranten.
  • Dit zorgt voor verschillende spanningen die nog steeds merkbaar zijn.

Slide 25 - Tekstslide


Willem Drees

Willem Drees (SDAP/ PvdA) was tussen 1948 en 1958 minister-president.
In die periode werd langzaam de verzorgingsstaat opgebouwd, met de komst van wetten zoals de Algemene Ouderdomswet (AOW, 1957)

'Vadertje Drees' wordt dan ook wel gezien als de grote man achter
de verzorgingsstaat, hoewel sommige wetten niet eens door hem zijn bedacht.
Het verhaal gaat dat Nederland de Marshallhulp heeft gekregen omdat de toenmalig minister-president Willem Drees de vertegenwoordiger van de Verenigde Staten in plaats van met een staatsbanket, met een kopje thee met een mariakaakje ontving. De vertegenwoordiger vond dat Nederland de steun blijkbaar hard nodig had en dat een land met een zo sobere minister-president het geld ongetwijfeld goed zou besteden.

Slide 26 - Tekstslide


Koningin Juliana

Juliana (1909-2004) volgt in 1948 haar moeder Wilhelmina op als koningin. Juliana wil dicht bij het volk staan. Als er iets ergs gebeurt (Watersnoodramp, 1953), dan gaat zij erheen om mensen te troosten. 

Juliana vindt het moeilijk dat ze als koningin niet alles kan zeggen en doen, en voelt zich daardoor soms in haar vrijheid beperkt.

Slide 27 - Tekstslide

Wat was een oorzaak van Amerikanisering?
A
de consumptiemaatschappij
B
de wederopbouw
C
de jongerencultuur
D
de marshallplan

Slide 28 - Quizvraag

Een jongerencultuur herken je vooral aan
A
het beroep van de ouders
B
de bijbaantjes van jongeren
C
de kleding en muziekkeuze

Slide 29 - Quizvraag

Waarom kon er na de Tweede Wereldoorlog voor het eerst een jongerencultuur ontstaan?
A
Door de radio werden muziek en ideeën internationaal verspreid.
B
Jongeren kwamen door school meer in contact met leeftijdsgenoten.
C
Jongeren kregen meer te besteden.
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 30 - Quizvraag

Welke zijn de sociale grondrechten?

1.recht op bestaanszekerheid
2.recht op onderwijs
3.recht op woonruimte
4.recht op een bewoonbaar land
5.recht op rechtsbijstand


A
1,2,3
B
2,4,5
C
1,3,5
D
Allemaal

Slide 31 - Quizvraag

Uit welke landen zijn mensen na 1945 naar Nederland gekomen?
A
Italianen
B
Spanjaarden
C
Grieken
D
Italianen, Spanjaarden en Joegoslaven

Slide 32 - Quizvraag

Maak opdracht 14,

Samenvatting 5.4

Slide 33 - Tekstslide