Basiskennis Oncologie

Oncologie
De wetenschap die de gezwellen bestudeert, heet de oncologie
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
PathologieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

Onderdelen in deze les

Oncologie
De wetenschap die de gezwellen bestudeert, heet de oncologie

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen

  • Je kunt uitleggen hoe de celgroei in het lichaam kan ontsporen.
  • Je kunt benoemen wat de eigenschappen zijn van benigne en maligne tumoren.
  • Je kunt beschrijven op welke manier kankercellen zich kunnen verspreiden in het lichaam.
  • Je kunt beschrijven welke onderzoeken nodig kunnen zijn om de diagnose kanker te stellen.
  • Je kunt uitleggen wat de werking en de meest voorkomende bijwerkingen zijn van de zes soorten behandelingen van kanker.
  • Je kunt uitleggen op welke manieren kanker kan worden voorkomen of in een vroeg stadium opgespoord kan worden.



Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waar denk je aan bij oncologie?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen krijgen kanker?
A
1 op de 4 mensen
B
1 op de 3 mensen
C
1 op de 8 mensen
D
1 op de 6 mensen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoeveel mensen in Nederland krijgen jaarlijks kanker?
A
25.000
B
75.000
C
50.000
D
>120.000

Slide 5 - Quizvraag


Ongeveer 124.100 diagnosen van kanker in 2022
Soorten tumoren
Opdracht:
Zoek de verschillen en de gevolgen van 
Benigne en Maligne

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten Tumoren (zwelling)

Slide 7 - Tekstslide

tumor is een abnormale woekering van cellen: en ongecontroleerde celdeling door bepaalde cellen (kankercellen in lichaamsweefsel en/ of oganen. Hierdoor ontstaat een oorspronkelijk gezwel: Primaire tumor
Deze kan goedaardig of kwaadaardig zijn.
100 soorten kanker

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Benigne en Maligne
Gezwellen kunnen goedaardig (benigne) en kwaadaardig (maligne) zijn.
 Je kunt onderscheid maken tussen deze twee groepen gezwellen aan de hand van hun groeikenmerken.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beninge

- Groeit binnen een kapsel (expansief).

- Is glad van oppervlak.
- Drukt op omringend weefsel.
- De cellen lijken op het oorspronkelijke weefsel.
- Zaait niet uit.
- Is niet dodelijk (tenzij de tumor groeit op een bedreigende plaats).




Maligne

- Groeit door het kapsel heen en dringt ander weefsel, bloed- en lymfebanen binnen (infiltratief).

Is onregelmatig van vorm.
- De cellen lijken niet op oorspronkelijke cellen.
- Zaait uit.
- Is dodelijk indien niet (tijdig) behandeld.



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goedaardige gezwellen
Goedaardige gezwellen groeien veelal langzaam. Zij blijven binnen de grens (omhulsel of kapsel) van het weefsel en doorbreken nooit het kapsel. Dit heet expansieve groei.
Benigne gezwellen zaaien niet uit. Ze hebben meestal een glad oppervlak en liggen los van de omringende weefsels. Deze gezwellen zijn vaak helemaal operatief te verwijderen. Als je ze gedeeltelijk verwijdert, dan kunnen ze terugkeren (recidiveren).
Een goedaardig gezwel is nooit dodelijk, tenzij het groeit op een plaats waar bijna geen ruimte is om te groeien. Zij kunnen druk uitoefenen op de omringende weefsels en daardoor klachten geven. Door druk op de slokdarm kunnen bijvoorbeeld slikstoornissen ontstaan. Een hersentumor die groeit, leidt ertoe dat het gezonde hersenweefsel in de verdrukking komt, omdat er niet genoeg ruimte in de schedel is. Er kan dan alsnog sprake zijn van een levensbedreigende situatie.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kwaadaardige gezwellen
Kwaadaardige gezwellen groeien meestal snel en houden zich niet aan de grens van het weefsel. Er is sprake van infiltratieve groei. De cellen dringen de omringende weefsels en de bloed- en lymfevaten binnen en vernietigen het weefsel.
Omdat deze gezwellen overal doorheen groeien, zijn ze vaak verbonden met de omgeving, onregelmatig van oppervlak en moeilijk van andere weefsels af te grenzen. De maligne tumoren voelen vast aan en zijn niet beweeglijk.
Via bloed en lymfe worden de kwaadaardige cellen versleept naar andere plaatsen in het lichaam. Er ontstaan op afstand ook gezwellen, dat zijn dan uitzaaiingen of metastasen. Zonder behandeling zijn deze gezwellen altijd dodelijk.

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kanker ontstaat door afwijkingen in bepaalde genen. Meestal gaat het om afwijkingen in genen die een rol spelen bij de groei en deling van cellen.

- Het effect van mutaties in lichaamscellen is vaak klein en deze mutaties zijn bovendien niet erfelijk.
- Mutaties in lichaamscellen kunnen echter wel leiden tot kanker.
- De snelheid waarmee celdelingen in het lichaam plaatsvinden, wordt geregeld door het DNA.
- Maar soms gaan cellen zich ongeremd delen.
- Dat wordt veroorzaakt door mutaties in genen die betrokken zijn bij het regelen van de celdeling.
- Er ontstaat dan een gezwel of tumor.
- Sommige tumoren groeien langzaam en verstoren de bouw van de weefsels niet.
- Deze tumoren zijn goedaardig.
- Als ze te groot worden, kunnen ze operatief worden verwijderd.
- Andere tumoren zijn kwaadaardig.
- Een kwaadaardige tumor groeit snel en verstoort de bouw van de weefsels.
- Een kwaadaardige tumor wordt kanker genoemd.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke factoren kunnen bijdragen aan het ontstaan van Kanker

Slide 15 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Risicofactoren voor kanker
  • Erfelijkheid
  • Infectieziekten  (bv. HPV, Herpes)
  • Chemische stoffen (asbest, teer, lood)
  • Voedingsgewoonten (verbrand vlees, alcohol) 
  • Zon 
  • Roken

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Risicofactoren voor de ontsporing van de celgroei zijn:
- erfelijke factoren. Ongeveer 5% van alle mensen met kanker heeft aanleg om een bepaalde vorm van kanker te krijgen;
- virussen. Bepaalde virussen zijn in staat om een tumor te veroorzaken. Zo kan het hiv leiden tot het kaposisarcoom (bij aids) en     het humaan papillomavirus tot baarmoederhalskanker;
- chemische stoffen. Dit zijn bijvoorbeeld cytostatica, benzeen, teer, dioxine en asbest;
- straling. Dit betreffen ultraviolet licht (zonnestralen), röntgenstraling en radioactieve straling. De kans op een melanoom       (huidkanker) neemt toe bij te veel blootstelling aan uv-straling;
- voedingsgewoonten. Het eten van veel rood vlees geeft een verhoogd risico op dikkedarmkanker (coloncarcinoom).     Overgewicht verhoogt het risico op baarmoederkanker en slokdarmkanker, borstkanker (tijdens en na de overgang) en darmkanker bij mannen;
- roken. Roken verhoogt niet alleen de kans op longkanker, maar ook op onder andere maagkanker, leverkanker,   alvleesklierkanker en nier- en blaaskanker;
- alcohol. Te veel alcohol drinken verhoogt het risico op borstkanker en tumoren in de mond, keelholte, slokdarm, lever en dikke darm;
- hormonen als oestrogeen, progesteron en testosteron. Deze hormonen verhogen het risico op borstkanker (bij mannen en  vrouwen).
Het risico op kanker neemt vooral toe bij langdurige blootstelling aan de genoemde risicofactoren.








Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken
Exogeen
Oorzaken exogeen: - straling tijdens de celdeling
                                          - radioactieve straling
                                          - röntgenstraling
                                          - zonlicht
                                          - kankerverwekkende stoffen ( teer, asbest)
                                          - voeding
                                          - virusinfectie
Endogeen
Oorzaken endogeen: - aanleg en erfelijkheid

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest gediagnosticeerde vorm van kanker?
A
Huidkanker
B
Prostaatkanker
C
Longkanker
D
Borstkanker

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij welke vormen van kanker is de kans op sterven het grootst

Slide 22 - Woordweb

In 2020

Longkanker: 10070
Dikkedarmkanker: 4626
Borstkanker: 3080
Prostaatkanker: 3003
Alvleesklierkanker: 2942
Combinaties van chronische ziektes
Kanker en diabetes

> Éen op de vijf ouderen met kanker heeft ook diabetes
> Ook bij jongere mensen met kanker een verband
> Mensen met diabetes lopen 20 tot 50% meer kans op kanker
> Vooral lever- alvleesklier- dikke darm- nieren- blaas- borst- baarmoederwand kanker
> Kanker én diabetes lagere kwaliteit van leven dan kanker óf diabetes

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kanker in het beenmerg
Kanker in epitheelcellen
Kanker in lymfestelsel
Kanker in bindweefselcellen
 
Carcinoom
Sarcoom
Leukemie
Lymfoom
BM
EC
LS
BwC

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een melanoom?
A
Huidkanker
B
Bloedkanker
C
Botkanker
D
Prostaatkanker

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met hematogene metastasering
A
het doorgroeien van een tumor in omliggend weefsel
B
uitzaaiing van een tumor via de lymfe
C
uitzaaiing van een tumor via de bloedbaan
D
alle antwoorden zijn fout

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek van de gezwellen
Bij verdenking van een gezwel wordt een uitgebreid onderzoek uitgevoerd om de tumor en eventuele metastasen te vinden. Na een anamnese volgt een uitgebreid lichamelijk onderzoek, met inspectie, palpatie en auscultatie. Uitgebreid bloedonderzoek moet aantonen of er ook organen zijn aangetast en of er sprake is van eventuele functiestoornissen.

Lichamelijk onderzoek en bloedonderzoek geven de arts onvoldoende informatie om de precieze oorzaak van de klachten te achterhalen. 

Bij de lokalisatie van de tumor speelt beeldvormend onderzoek een belangrijke rol. Dit is:

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke beeldvormende onderzoeken bij lokalisatie van een tumor ken je

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

- echografie: dit onderzoek maakt gebruik van geluidsgolven. Geluid kaatst terug (echo) en door deze geluidsgolven op te vangen is een beeld te krijgen waarbij onderscheid te maken is tussen hardere en zachtere structuren;

- MRI-scan (Magnetic Resonance Imaging-scan): met behulp van elektromagnetische straling worden driedimensionale beelden verkregen van doorsneden van het lichaam. In tegenstelling tot een CT-scan wordt hierbij geen gebruikgemaakt van röntgenstraling;
- scintigrafie, bijvoorbeeld lymfescintigrafie en botscintigrafie: bij een scintigrafie wordt een radioactieve stof toegediend. Welke stof is afhankelijk van de structuur (bijvoorbeeld bot, lymfeklieren, schildklier) die je zichtbaar wilt maken. De radioactieve stof zal zich in die structuur ophopen en straling uitzenden. Die straling wordt gemeten en omgezet in beeld zodat de betreffende structuur is te onderzoeken;
- endoscopie: dit is een kijkonderzoek. Zo is met bronchoscopie een beeld te krijgen van de luchtwegen en is het ook mogelijk een stukje weefsel (biopt) te verwijderen voor nader weefselonderzoek.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

- röntgenonderzoek, bijvoorbeeld een thoraxfoto of een mammografie: met behulp van röntgenstraling wordt een foto gemaakt. Met name dichte structuren zoals bot laten weinig röntgenstraling door en zijn daardoor goed zichtbaar te maken;

- CT-scan: bij computertomografie worden met röntgenstraling vele foto’s gemaakt die allemaal net een klein beetje van positie verschillen. De computer combineert al deze foto’s tot een driedimensionaal beeld zodat vorm, grootte en structuur van bloedvaten en organen te bestuderen zijn. Afwijkingen zoals tumoren worden daarmee ook zichtbaar;
- PET-CT-scan (Positron Emissie Tomografie): hierbij wordt een radioactieve vloeistof toegediend die vooral opgenomen wordt door cellen met een hoge mate van stofwisseling, bijvoorbeeld kankercellen. Doordat ze meer radioactieve vloeistof opnemen, zenden ze ook meer straling uit. Door die straling te meten is een driedimensioneel beeld te verkrijgen. Dit onderzoek kan tegelijk gecombineerd worden met een CT-scan waardoor een nog beter beeld ontstaat;



Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Meest voorkomende behandeling
- Chirurgie
- Chemotherapie (medicatie die ingrijpt in het proces van de celdeling op DNA niveau)
- Radiotherapie (levensverlengend, pijnbestrijding)
- Immunotherapie (behandelingen die ervoor zorgen dat het afweersysteem kankercellen beter herkent en ze zo vernietigen, behandelingen die het afweersysteem activeren door de reactievan afweercellen tegen de tumor versterken)
- Alternatieve therapie

Slide 33 - Tekstslide

Genezen
Aanvulling op de curatieve beh.
Vóór een operatie
Remmen/ verlichten/ voorkomen
Langer doorgaan met een behandeling

Algemene behandeling van gezwellen
Bij de behandeling van gezwellen is onderscheid te maken in:

- curatieve behandeling: gericht op genezing, bijvoorbeeld operatieve verwijdering van een niet-uitgezaaide tumor;
- adjuvante behandeling: een toegevoegde behandeling die wordt uitgevoerd na een curatieve behandeling, bijvoorbeeld  chemotherapie na een operatie tegen mogelijke niet-waarneembare uitzaaiingen;
- neo-adjuvante behandeling: een toegevoegde behandeling die wordt uitgevoerd voor een curatieve behandeling, bijvoorbeeld een bestraling voorafgaand aan een operatie om de tumor te verkleinen;
- palliatieve behandeling: gericht op het afremmen van de tumorgroei of het verminderen van de klachten indien de ziekte ongeneeslijk is.




Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Overige behandelingen
Chemoradiatie
Hormoontherapie
Doelgerichte therapie

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling Maligniteit: Combinatie
  • Chirurgie: Curatief, palliatief, combinatie
  • Radiotherapie: uitwendig en inwendig
  • Chemotherapie
  • Hormonaal therapie
  • Hyperthermie
  • Immunotherapie
  • Beenmerg of stamceltransplantatie

Slide 36 - Tekstslide

Soms, vooral als de kanker in een vroeg stadium ontdekt werd, volstaat slechts één behandelingsmethode. Het gaat dan meestal om chirurgie. Een zeer goed gelokaliseerde nierkanker bijvoorbeeld, vroeg ontdekt en van een niet te agressief type kan met een chirurgische ingreep worden verwijderd.
Kanker wordt echter dikwijls behandeld met een combinatie van verschillende therapieën: chirurgie en/of radiotherapie en/of chemotherapie ... In principe kunnen alle therapieën gecombineerd worden, maar uiteraard kiezen de artsen altijd de doeltreffendste combinatie voor een bepaald type kanker in een bepaald stadium en aangepast aan uw persoon en dossier.
Soms zijn er verschillende behandelingen of combinaties van behandelingen mogelijk. Aarzel niet uw arts vragen te stellen over de keuzemogelijkheden en over de bijwerkingen van de verschillende behandelingen. Bij twijfel kan ook een tweede mening van een andere specialist verhelderend en nuttig zijn.
Medicatie
Chemotherapie met cytostatica
Hormonaal
Immuuntherapie
Radiotherapie
Hyperthermie
Operatief

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 41 - Video

Maakt gebruik van medicatie die een afweerreactie tegen de kankercellen stimuleren, waardoor kankercellen worden aangevallen.
Heeft geen direct werking tegen kanker maar versterkt het afweersysteem
Alternatieve therapie
= Complementaire therapie
verlichten stress,verlichten symptomen, verbeteren conditie

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Alarmsymptomen

Slide 43 - Tekstslide

Let op signalen en ga op tijd naar de huisarts
​1 - Heesheid of hoest die niet overgaat, bloed in slijm dat je ophoest
Ben je al een tijdje hees of schor? Heb je een hoest die niet overgaat? Of zit er wat bloed bij slijm dat je ophoest? Dan kan dit een symptoom zijn van kanker. Vooral als je rookt moet je hierop letten.
2 - Slikklachten 
Denk bij slikklachten vooral aan eten dat niet goed zakt of blijft steken in je slokdarm. Let ook op als slikken pijn doet.
3 - (Moeder)vlekken die nieuw zijn of veranderen
Let op plekjes die je niet eerder hebt gezien. En moedervlekken die er anders uitzien: bijvoorbeeld die ineens groter zijn of een andere vorm of kleur hebben. Let ook op moedervlekken die jeuken of bloeden.
4 - Een plekje of knobbeltje op de huid
Let op wondjes, zweertjes of schilferende plekjes op de huid die niet binnen een paar weken genezen.
5 - Een verdikking of knobbeltje in je lichaam 
Heb je een verdikking of knobbeltje in je hals, oksel of lies? En zit die er na 4 weken nog? Ga dan naar je huisarts. Heb je dit in je borst als je ongesteld bent? Wacht dan tot na je ongesteldheid. Gaat het niet weg en wordt het niet kleiner? Ga dan naar je huisarts.
6 - Je poep verandert zonder reden of er zit bloed bij
Klachten die je kunt hebben:
een tijdlang diarree
diarree afgewisseld met gewone of harde poep. Heb je dit langer dan 2 weken? Ga dan meteen naar je huisarts
bloed of slijm bij je poep: ga hiermee naar je huisarts
7 - Veranderingen bij het plassen, bloed in je plas
Klachten die je kunt hebben:
moeilijker plassen
vaker plassen
pijn bij het plassen
bloed in je plas
Heb je deze klachten langer dan 1 week? Ga dan naar je huisarts.
8 - Bloed of afscheiding uit je vagina
Klachten die je kunt hebben:
je verliest bloed uit je vagina als je niet ongesteld bent
je verliest bloed uit je vagina tijdens of na de seks (als je niet ongesteld bent)
je verliest bloed uit je vagina na de overgang
je hebt andere afscheiding uit je vagina dan normaal. Bijvoorbeeld meer of een andere kleur, dikte of geur
Verlies je bloed uit je vagina als je niet ongesteld bent? Ga dan meteen naar je huisarts.
9 - Je valt af zonder reden
Je verliest gewicht zonder duidelijke reden. Dus niet omdat je aan het afvallen of sporten bent.
10 - Je bent moe zonder reden
Je bent moe zonder dat je weet waarom. Dus niet doordat je slecht hebt geslapen of druk bent geweest met sporten, veel bewegen of andere dingen.
Klachten? Ga naar je huisarts
Deze symptomen hoeven niet te wijzen op kanker, ze kunnen ook bij andere ziektes voorkomen. Maar heb je deze klachten langer dan 4 weken? Dan is het verstandig om naar de huisarts te gaan. Heb je last van bloedverlies? Ga dan meteen naar je huisarts. 
Symptomen per kankersoort
Op kanker.nl vind je informatie over de symptomen van kanker bij verschillende kankersoorten 
De meest courante alarmsignalen
hardnekkige heesheid of hoest, vooral bij rokers en ex-rokers
moeilijk slikken, vooral bij mensen die roken en alcohol drinken
chronische verandering van de stoelgang (constipatie, diarree of afwisseling van beide)
problemen bij het plassen, vooral bij mannen
gewichtsverlies, vermoeidheid of aanhoudende koorts zonder duidelijke oorzaak
abnormaal bloedverlies (vaginaal buiten de maandstonden of na de menopauze; bloed in de urine, de ontlasting of fluimen; spontaan opduikende blauwe plekken...)
knobbeltje of zwelling, eender waar op het lichaam (teelbal, borst, onder de huid...)
bij vrouwen: een plotselinge verandering van de borst (samentrekking van de huid, uitstroming, roodheid...)
wijziging of verschijning van een pigmentvlek op de huid
niet-genezende wonde in de mond of op de huid

Preventie en opsporing
Van groot belang voor een daling van de sterfte aan kanker is vroege opsporing en preventie. Zo is preventief het risico op kanker gunstig te beïnvloeden door een verandering in gedrag, zoals niet roken, verstandig zonnen, voldoende bewegen, gezond eten, overgewicht voorkomen en met mate alcohol gebruiken.
Door kanker vroeg te signaleren is het mogelijk tijdig in te grijpen. Vroege opsporing is mogelijk door:
het herkennen van de vroege verschijnselen van kanker;
regelmatig zelfonderzoek;
bevolkingsonderzoek.




Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vroege verschijnselen die mogelijk wijzen op kanker en aanleiding zijn voor nader onderzoek:
elk zweer die niet snel geneest, vooral in de omgeving van de mond en in de mondholte;
elke langdurige blijvende heesheid, hoest (mogelijk met bloed in opgehoest slijm) en slikklachten;
elke onverklaarbare verandering in een voorheen normaal ontlastingspatroon, bloedverlies en/of slijm bij de ontlasting;
elke zwelling of elk knobbeltje dat pijnloos is, in bijvoorbeeld borst, zaadballen, hals, oksel, lies, lippen of tong;
nieuwe of duidelijk veranderende huid, moedervlekken of wrat in vorm, omvang, kleur en/of die gaan jeuken of snel bloeden;
elk ongewoon vaginaal bloedverlies of abnormale afscheiding tussen twee menstruaties;
elke verandering bij het plassen zoals moeilijker kunnen plassen, vaker moeten plassen, pijn bij het plassen of bloed in de urine;
elke blijvende klacht van maag of darmen;
elk gewichtsverlies zonder directe aanleiding.

Slide 45 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Regelmatig zelfonderzoek van de borsten, zaadballen en de huid draagt bij aan het vroegtijdig ontdekken van deze signalen. Hoe eerder een gezwel wordt ontdekt, hoe groter de kans op een definitieve genezing.
Voor de vroege opsporing van borstkanker en baarmoederhalskanker vindt tevens bevolkingsonderzoek plaats. Zo krijgen vrouwen tussen de 50 en 75 jaar elke twee jaar een schriftelijke uitnodiging voor het Bevolkingsonderzoek Borstkanker waarbij digitale borstfoto’s gemaakt worden. Het doel is om afwijkingen op te sporen die vaak nog niet voelbaar zijn.
Vrouwen tussen de 30 en 60 jaar krijgen eens in de vijf jaar een uitnodiging voor het Bevolkingsonderzoek Baarmoederhalskanker om een uitstrijkje te laten maken en zo het behandelbare voorstadium van baarmoederhalskanker op te sporen. Er wordt eerst getest op de aanwezigheid van HPV (humaan papiloomvirus). Is dat aanwezig dan wordt het uitstrijkje verder onderzocht op afwijkende cellen.
Voor het bevolkingsonderzoek darmkanker wordt iedereen vanaf 55 tot en met 75 jaar elke twee jaar uitgenodigd om de ontlasting te laten testen op de aanwezigheid van bloed. Vaak is dat namelijk niet met het blote oog te zien met het risico dat de tumor te laat ontdekt wordt.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Gezwellen ontstaan door een ontregelde groei van cellen in een weefsel, vaak na langdurige blootstelling aan bepaalde prikkels uit de directe omgeving. Vooral snel delende weefsels zijn gevoelig voor beschadigingen en vertonen daarom de meeste gezwellen. De goedaardige gezwellen groeien expansief. Zij nemen ruimte in, maar zijn zelden levensbedreigend. De maligne gezwellen groeien infiltratief, vernietigen weefsels en vormen metastasen. De metastasen verspreiden zich over grotere afstand via de lymfe of het bloed naar andere organen. Zonder snelle en doeltreffende behandeling zijn zij altijd dodelijk.
Door middel van een punctie, biopsie of een (proef)excisie wordt geprobeerd aan de hand van het onttrokken materiaal een diagnose te stellen. Via beeldvormende onderzoeken is vast te stellen of er metastasen zijn gevormd.
Afhankelijk van de aard, grootte, ligging en de aanwezigheid van uitzaaiingen wordt de behandeling bepaald: chirurgische therapie, radiotherapie, chemotherapie, hormonale therapie of immunotherapie. Helaas is bij iedere vorm van therapie sprake van schadelijke of hinderlijke bijwerkingen.
Voor een goede behandeling van kanker is vroege opsporing van kanker belangrijk door het herkennen van vroege signalen van kanker, zelfonderzoek en bevolkingsonderzoek.
Het risico op kanker is te verkleinen door niet te roken, op te passen met overmatig zonnebaden, door voldoende te bewegen, gezond te eten, overgewicht te voorkomen, beperkt alcohol te gebruiken en tijdens werkzaamheden met gevaarlijke chemicaliën voldoende beschermende kleding te dragen.

Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragen?

Slide 48 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 49 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Video

Deze slide heeft geen instructies