Taalvariatie: dialect, standaardtaal en tussentaal

Taalvariatie
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Taalvariatie

Slide 1 - Tekstslide

In hoeveel landen is het Nederlands een officiële taal?
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 2 - Quizvraag

In welke landen is het Nederlands een officiële taal?

Slide 3 - Open vraag

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

stutje, stutte, stuute
boke
boke
stutje, stutte

Slide 6 - Tekstslide

Hoe noemt men in Oost- en West-Vlaanderen een 'spin'?
A
spenne
B
pisse
C
kobbe
D
delle

Slide 7 - Quizvraag

Op naar het Antwerps. Hoe noemt men een spin daar?
A
achtpoot
B
webbenkop
C
kobbebeest
D
spinnenkop

Slide 8 - Quizvraag

Wat is géén dialectisch woord voor 'vlinder'?
A
venijnvogel
B
fladderaar
C
schoenlappertje
D
boterschijter

Slide 9 - Quizvraag

Dialect
= plaatselijke, lokale vorm van het Nederlands
  • een eigen tongval (uitspraak) en een eigen woordenschat
  • in beperkte situaties gebruiken: familie, streek
  • moeilijk om een dialect dat niet het jouwe is te ontcijferen
  • steeds minder gesproken door Vlamingen in zuivere vorm

Slide 10 - Tekstslide

ABN
  • Jaren 50 van de vorige eeuw: de overheid maakte een prioriteit van het 'Algemeen Beschaafd Nederlands' 
  • ABN: een accentloze standaardtaal die voor iedereen hetzelfde is, met dezelfde uitspraak en woordenschat
  • Aangeleerd op school en verspreid via de BRTN (nu VRT)
  • Het doel = iedereen moet elkaar begrijpen

Slide 11 - Tekstslide

Standaardnederlands
= de neutrale standaardvariant van het Nederlands
  • formele, officiële en zakelijke situaties
  • door iedereen begrepen
  • zonder woorden of klanken uit een bepaalde streek
  • sociale afstand tussen sprekers groot
(Máár: video omkadering opdracht 4)

Slide 12 - Tekstslide

Tussentaal/Verkavelingsvlaams
= mix van Standaardnederlands en dialect 
  • Verstaanbare omgangstaal
  • Meer en meer TT in het onderwijs, de politiek en de media
  • Vooral gebaseerd op Brabants-Antwerpse kenmerken
  • Typische kenmerken: 'gij' en 'ge', verbuigen van lidwoorden ('den auto') en verkleinwoorden op '-ke' ('een bloemeke')

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Welke variant spreek jij thuis?
tussentaal
dialect
standaardtaal
andere taal

Slide 15 - Poll

Welke variant spreek jij met vrienden?
tussentaal
dialect
standaardtaal
andere taal

Slide 16 - Poll

Wat spreek je op school?
tussentaal
dialect
standaardtaal

Slide 17 - Poll

Slide 18 - Video

Oefeningen
Maak opdracht 5 van de omkadering.


Slide 19 - Tekstslide

Evaluatietaak: intensief lezen

Slide 20 - Tekstslide