De tijden van het werkwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Verwachtingen en regels

• Je heb je lesmateriaal, dus ook je Ipad, bij je en het huiswerk (dat op magister staat). 
  
• Tijdens de les is je mobiel uit en in je tas.
  
• Je let op en praat niet door de les, maar tegen je buur fluisteren mag als je maar niet stoort. 
  

Wat doen werkwoorden?

1. Geven het onderwerp weer.
2. Drukken een handeling, situatie of gebeurtenis uit.

Noem de vier vormen van het werkwoord op.

Noem de drie soorten werkwoorden op.

De tijden van het werkwoord (8)

Tegenwoordige tijd: twee vormen: 

1 onvoltooid tegenwoordige tijd (o.t.t)

Voorbeeld: ik leer. 

2 voltooid tegenwoordige tijd (v.t.t)

Voorbeeld: ik heb geleerd. 

De tijden van het werkwoord (8)

Verleden tijd: twee vormen: 

1 onvoltooid verleden tijd (o.v.t)

Voorbeeld: ik leerde. 

2 voltooid verleden tijd (v.v.t)

Voorbeeld: ik had geleerd. 

De tijden van het werkwoord (8)

Toekomdende tijd (toekomst): vier vormen: 

1 onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd (o.t.t.t)

Voorbeeld: ik zal leren. 

2 onvoltooid verleden toekomende tijd (o.v.t.t)

Voorbeeld: ik zou leren. 

De tijden van het werkwoord (8)

Toekomdende tijd (toekomst): vier vormen: 

3 voltooid tegenwoordig toekomende tijd (v.t.t.t)

voorbeeld: ik zal geleerd hebben.

4 voltooid verleden toekomende tijd (v.v.t.t)

voorbeeld: ik zou geleerd hebben.

De tijd van het gezegde

4 stappen:

1 bepaal het gezegde

2 bepaald de tijd van de pv

3 geen hebben of zijn? Geen voltooide tijd.

4 geen vorm van zullen? Geen toekomende tijd. 

Voorbeeld

Anders zouden wij gisteren naar het park zijn gegaan. 

1 Gezegde: zouden zijn gegaan

2 PV: zouden (verleden tijd) 

3 HWW: zijn (voltooide tijd)

4 Vorm van zullen: zouden (toekomende tijd)

Conclusie: de zin staat in de voltooid verleden toekomde tijd. 

In welke tijd staat de zin:
het vertrouwde beeld is daarmee verdwenen.

1. Voltooid verleden tijd
2. Onvoltooid verleden tijd
3. Voltooid tegenwoordige tijd
4. Onvoltooid verleden toekomende tijd

In welke tijd staat de zin:
de gevallen stenen zijn gigantisch.

1. Onvoltooid tegenwoordige tijd
2. Voltooid tegenwoordige tijd
3. Voltooid verleden tijd
4. Onvoltooid verleden tijd

In welke tijd staat de zin:
de trein zal naar Roermond zijn vertrokken.

1. Voltooid tegenwoordige tijd
2. Voltooid tegenwoordig toekomende tijd
3. Onvoltooid tegenwoordig toekomende tijd
4. Onvoltooid verleden toekomende tijd

Maak zelf voor alle werkwoordstijden een zin. Dus acht zinnen in totaal.

Wat heb je vandaag geleerd? Wees precies en geef voorbeeld(en).