Herhaling Massamedia H1 - H9. BBL

Massamedia
HERHALING H1 - H9
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijleerMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 32 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Massamedia
HERHALING H1 - H9

Slide 1 - Tekstslide

Communicatie:

Het doorgeven van informatie.

Zender --->Boodschap--->Ontvanger

Slide 2 - Tekstslide


Welke soorten communicatie heb je? 

1. Direct/Indirect

2. Eenzijdige en meerzijdig

3. Verbaal en non-verbaal

Slide 3 - Tekstslide

Medium:

Een middel om informatie te versturen.

Slide 4 - Tekstslide

Wat zijn massamedia?
'Media die zich met hun communicatieboodschap tot grote groepen mensen tegelijk richten'


Kenmerken hiervan zijn: 
  • De informatie is openbaar en voor iedereen bereikbaar
  • Massamedia werken indirect, ontvangers kunnen alleen achteraf reageren of niet
  • De zender of ontvanger hebben geen persoonlijk contact
  • De communicatie is eenzijdig

Slide 5 - Tekstslide

Social Media:

Alle internetmedia waarmee je informatie met anderen kunt delen.

Een netwerk = mensen zijn met elkaar verbonden.

Slide 6 - Tekstslide


Tijdschriften

  • ...worden gemaakt voor een doelgroep
  • ...verschijnen niet elke dag

Slide 7 - Tekstslide


Kranten

  • ...worden gemaakt voor meerdere doelgroepen
  • ...verschijnen elke dag

Slide 8 - Tekstslide


Populaire kranten en
kwaliteitskranten

Slide 9 - Tekstslide

Publieke omroepen
  • Krijgen inkomsten van: de STER (reclame), hun leden en de overheid
  • Er gelden (strenge) regels die zijn opgesteld door de regering   over bijvoorbeeld: reclame, inhoud, afwisseling
  • Zenden uit via NPO1 t/m NPO3, en NPO Radio 1 t/m NPO     Radio   6


Slide 10 - Tekstslide

Commerciële zenders
  • Krijgen geen geld van de overheid.
  • Inkomsten via reclame, ook tijdens de programma's.
  • Letten vooral op de kijkcijfers bij het bepalen van hun     aanbod.
  • Moeten zich aan minder regels houden.

Slide 11 - Tekstslide

Regionale zenders en omroepen: 

Zenders voor een regio/stad.

Geld komt van reclame en  subsidie van de overheid

 

Slide 12 - Tekstslide

Internationale zenders en omroepen 

Programma's voor meer landen tegelijk (CNN, Discovery Channel, National Geographic)

Slide 13 - Tekstslide

Functies van de media:
(Basis en Kader)
  • Informatie
  • Onderwijs
  • Meningsvorming
  • Amusement
  • Reclame
  • Cultuuroverdracht

Slide 14 - Tekstslide

Meerdere functies
  • Veel programma's hebben meer dan 1 functie
  • Journaal: informatie en meningsvorming
  • Talkshow: Informatie en amusement --> infotainment

Slide 15 - Tekstslide


Hoe actueel is de gebeurtenis?

  • Nieuws is 'nieuw' (=actueel) en niet 'oud'
  • Sommig nieuws blijft 'langer actueel' (bijvoorbeeld aanslagen 9/11 en oorlogen)



Slide 16 - Tekstslide


Hoe bijzonder is het?

  • Nieuws moet bijzonder zijn
  • Hoe vreemder, heftiger, erger hoe beter
  • De ene zender vindt dit meer nieuws dan een andere zender



Slide 17 - Tekstslide


Hoe dichtbij is het?

  • Hoe dichterbij het nieuws, hoe belangrijker mensen het vinden
  • Herkenbaarheid zorgt ook voor een hogere nieuwswaarde: Ik hoop maar dat zoiets mij niet overkomt



Slide 18 - Tekstslide


Welke normen en waarden heeft een journalist?



  • Ook een journalist kan persoonlijke meningen en gevoelens niet uitschakelen
  • Welke rol speelt geld?
  • Paparazzi of 'echte' journalistiek?
  • Hoe ver ga je? (=zelfcensuur)



Slide 19 - Tekstslide

Hoe werkt reclame?

3 manieren: 

  • Het product wordt gekoppeld aan een gevoel
  • Het leven ziet er uit als een ideaalbeeld
  • Er zijn veel BN'ers te zien 

Slide 20 - Tekstslide

Soorten reclame
Sluikreclame: programma's mogen bij de publieke omroep geen merknamen gebruiken en mogen geen producten en logo's laten zien. Bij commerciele omroepen mag het wel, maar dan moet het worden aangekondigd (= product placement). 

Sponsor: een bedrijf dat geld geeft aan een programma, een club of evenement. In ruil daarvoor wordt er reclame gemaakt. (denk aan The Voice)



Slide 21 - Tekstslide

Regels waar media zich aan moeten houden:

  • Maximaal 12 minuten per uur reclame
  • Sluikreclame is verboden of heeft regels
  • Een programma mag een sponsor hebben 

Slide 22 - Tekstslide

Doelgroep
Reclamemakers maken reclame voor een doelgroep, een doelgroep wordt bepaald door:

  • de leeftijd
  • de sekse (m/v)
  • het inkomen

Slide 23 - Tekstslide

Alles kunnen zeggen wat je wilt
Rechten: Alle dingen die jij mag doen of mag hebben.
            --> Grondwet

Slide 24 - Tekstslide

Persvrijheid
De media in ons land mogen bijna alles zeggen of schrijven wat ze willen. 

  • Censuur: berichten en artikelen van journalisten worden vooraf gecontroleerd.

Slide 25 - Tekstslide

Niet alles mag
  1. Discriminatie
  2. Liegen
  3. Oproepen tot geweld

Slide 26 - Tekstslide

Je kunt kiezen
  • Pluriformiteit van de media: We kunnen kiezen uit veel verschillende media.
  • Nieuwsbronnen


Slide 27 - Tekstslide

Vooroordelen
Als je iets zegt over iets of iemand zonder dat je de feiten goed kent. 

Slide 28 - Tekstslide

Stereotype
Een beschrijving waarbij je een hele groep mensen één bepaald kenmerk geeft.

Slide 29 - Tekstslide

Hoe ontstaan vooroordelen en stereotypen in de media?



  • Comedyseries
  • Films
  • Tijdschriften
  • Actualiteitenprogramma's
  • Rolpatronen

Slide 30 - Tekstslide

Weg privacy?
  • Nu al 170 miljoen camera's
  • 2030: 400 miljoen 
  • Criminelen opsporen
  • Sociaalkredietsysteem
  • Je krijgt als persoon een score op gedrag

Slide 31 - Tekstslide

Mediawijsheid
Hoe je voorzichtig bent en kritisch omgaat met de media.

  • Hoe betrouwbaar is deze informatie?
  • Hoe ga je om met persoonlijke gegevens?
  • Lees je verschillende nieuwssites?
  • Wat is het doel van het medium?
  • Voor welke doelgroep is het bestemd?

Slide 32 - Tekstslide