Les 5.1 Bewegingen vastleggen

Les 5.1 Bewegingen vastleggen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 5.1 Bewegingen vastleggen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • 5.1 Bewegingen vastleggen
  • Maken opgaven
  • (nakijken opgaven)

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen op welke twee manieren je een beweging kunt vastleggen.
  • Je kunt benoemen welke twee dingen je moet weten om uit een stroboscopische foto de gegevens voor een afstand-tijddiagram te halen.
  • Je kunt een afstand-tijdtabel invullen.
  • Je kunt een afstand-tijddiagram tekenen.
  • Je kunt een afstand-tijddiagram aflezen.

Slide 3 - Tekstslide

Bewegingen vastleggen
  • Manier 1: beweging fotograferen met korte tussenpozes, die elk één moment van een beweging laten zien.
  • Manier 2: Stroboscopische foto: maakt van meerdere foto’s één foto. Tijd tussen de foto is steeds hetzelfde.
  • Stroboscooplamp: lamp die met regelmatige tussenpozen een korte flits geeft.



Slide 4 - Tekstslide

Stroboscopische foto
  • Conclusie foto: je ziet dat de afstand tussen de ballen steeds groter is, dus je weet dat de bal steeds sneller naar beneden rolt.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Je ziet een stroboscopische foto van een speelgoedeend die weg wordt gegooid.
Op welk moment bewoog de speelgoedeend het langzaamst?
A
Toen hij beneden was
B
Toen hij boven was
C
Hij bewoog steeds even snel

Slide 7 - Quizvraag

Een skater springt van een schans. De tijd tussen twee opeenvolgende beelden is 0,15 s.
Hoeveel tijd zit er tussen de eerste en de laatste opname?
A
0,75 s
B
0,90 s
C
1,05 s
D
1,20 s

Slide 8 - Quizvraag

Afstand-tijdtabel
Afstand-tijdtabel maken:
Bijvoorbeeld aan de hand van een stroboscopische foto. Je moet dan wel weten:
  • Hoeveel tijd er tussen de twee opeenvolgende lichtflitsen zit.
  • Hoe groot de afstanden op de foto in werkelijkheid zijn.

Slide 9 - Tekstslide

Afstand-tijdtabel/diagram

Slide 10 - Tekstslide

Een afstand-tijddiagram maken
Activ

Slide 11 - Tekstslide

Een afstand-tijddiagram maken

Slide 12 - Tekstslide

Maken 3 t/m 5, 6a, 7 en 8 
(vanaf blz 11)

Slide 13 - Tekstslide

3
  • a) 9x geflitst (want persoon is 9 keer te zien). 
  • b) 9x geflitst, dus 8 ''tussenmomenten''. Ieder ''tussenmoment'' duurt 0,15 sec. Dus 8 x 0,15 = 1,20 s

Slide 14 - Tekstslide

4
  • a) De beweging duurt 1,20 s (zie opdracht 3). Er zijn 1,20 : 0,05 = 24 tussenruimtes. De lamp moet dus 25 keer geflitst hebben.
  • b) De hoogspringer staat zo vaak op de foto dat je de afzonderlijke beelden niet goed meer kunt zien.
  • c) De stroboscoop zo instellen dat de tijdsduur tussen twee lichtflitsen groter is.

Slide 15 - Tekstslide

5
  • a) Rechter foto 
  • b) De foto is vaag, omdat daar de gehele beweging van het batje en het lichaam van de speler op staat.
  • c) Linker foto
  • d) De bewegingen zijn alleen vastgelegd op die momenten waarop de lamp een lichtflits gaf.

Slide 16 - Tekstslide

6
  • a) De hand staat drie keer op de foto. Er zijn dus twee ''tussenmomenten''. De tijd tussen twee flitsen (een tussenpoos) is 1s : 4= 0,25 s. Twee tussenpozen duren dan 2 × 0,25 = 0,5 s.

Slide 17 - Tekstslide

7
  • Dertien wagentjes = dertien keer flitsen.
  • Bij dertien flitsen zijn twaalf ‘tussenruimtes’ aanwezig.
  • Eén tussenruimte duurt 0,18 s.
  • Twaalf tussenruimtes duren dus: 12 × 0,18 = 2,16 s.

Slide 18 - Tekstslide

8
  • a) Vlak voordat het balletje bij A en B de ondergrond raakt: de afstand tussen de beelden is hier het grootst.
  • b) Als het balletje zijn hoogste punt heeft bereikt: de afstand tussen de beelden is daar het kleinst.
  • c) Vanaf punt A tot en met punt B is het balletje 16 keer gefotografeerd. Er zijn dus vijftien ‘tussenruimtes’. Eén tussenruimte duurt 0,04 s. Vijftien tussenruimtes duren dus: 15 × 0,04 s = 0,60 s.

Slide 19 - Tekstslide