B4 H3 Taalverzorging Formuleren: verwijswoorden

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 4

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 1 - Tekstslide

DOEL

VERWIJSWOORDEN


Je weet welk verwijswoord je moet gebruiken.




Slide 2 - Tekstslide






Slide 3 - Tekstslide

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in: die of dat.

De kleren ... ze hier verkopen, zitten altijd prima.
A
die
B
dat

Slide 4 - Quizvraag

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in: die of dat.

Waarom ga je naar deze bakker? ... op de hoek is beter.
A
die
B
dat

Slide 5 - Quizvraag

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in: die of dat.

Het gevoel ... je hebt als je wint, is niet te beschrijven.
A
die
B
dat

Slide 6 - Quizvraag

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in: die of dat.

Wil jij de bal ... onder de kast is gerold even pakken?
A
die
B
dat

Slide 7 - Quizvraag

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in: die of dat.

Het geluid ... uit die boxen komt, is erg hard.
A
die
B
dat

Slide 8 - Quizvraag

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in: die of dat.

Jon is al twee dagen ziek. ... vindt hij vervelend.
A
die
B
dat

Slide 9 - Quizvraag

Vul op de puntjes het juiste verwijswoord in: die of dat.

Wil jij het raam ... openstaat even dicht doen?
A
die
B
dat

Slide 10 - Quizvraag

Het verwijswoord hun wordt vaak verkeerd gebruikt. Je gebruikt hun alleen in geval van bezig. Bijvoorbeeld: hun fiets. Noteer het juiste verwijswoord.

Ik heb mijn nagels gelakt, maar ze/hun zijn niet droog.
A
ze
B
hun

Slide 11 - Quizvraag

Het verwijswoord hun wordt vaak verkeerd gebruikt. Je gebruikt hun alleen in geval van bezig. Bijvoorbeeld: hun fiets. Noteer het juiste verwijswoord.

In de winter gaan de kippen vroeger naar ze / hun nachthok.
A
ze
B
hun

Slide 12 - Quizvraag

Het verwijswoord hun wordt vaak verkeerd gebruikt. Je gebruikt hun alleen in geval van bezig. Bijvoorbeeld: hun fiets. Noteer het juiste verwijswoord.

De docent vraagt aan de leerlingen ze / hun boek te pakken.
A
ze
B
hun

Slide 13 - Quizvraag

Het verwijswoord hun wordt vaak verkeerd gebruikt. Je gebruikt hun alleen in geval van bezig. Bijvoorbeeld: hun fiets. Noteer het juiste verwijswoord.

Ze / hun kunnen zo echt niet verstaan wat je zegt!
A
ze
B
hun

Slide 14 - Quizvraag

Het verwijswoord hun wordt vaak verkeerd gebruikt. Je gebruikt hun alleen in geval van bezig. Bijvoorbeeld: hun fiets. Noteer het juiste verwijswoord.

Marit moet haar handen wassen, want ze / hun zijn smerig.
A
ze
B
hun

Slide 15 - Quizvraag

GELEERD?

Met een verwijswoord kun je verwijzen naar woorden die je eerder hebt gebruikt in een tekst. 



Slide 16 - Tekstslide

Wat wist je al?

Slide 17 - Open vraag

Is er iets wat je nog niet zo goed snapt?
Zo ja, schrijf dit op.

Slide 18 - Open vraag

GIDS NEDERLANDS
INFORMATIE VOOR LESSEN NEDERLANDS

Slide 19 - Tekstslide

Klaar?


Maak de test H3 op bladzijde 117 en 118 in je schrift!

Huiswerk voor de volgende les: test H3 af!



Slide 20 - Tekstslide