Spelling §4 - Verkleinwoorden

Welkom!
Ga zitten op je eigen plek.
Leg Nieuw Nederlands en je leesboek op tafel.
Pak je leesboek.
Begin met lezen.


1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
Ga zitten op je eigen plek.
Leg Nieuw Nederlands en je leesboek op tafel.
Pak je leesboek.
Begin met lezen.


Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Pak je leesboek.
Verder vandaag:
Bespreken huiswerk
Start paragraaf 4 spelling: verkleinwoorden

Slide 2 - Tekstslide

Bespreken huiswerk
Opdracht 6 t/m 10 van Spelling paragraaf 3 (blz 249-250).

Slide 3 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Spelling §4


Slide 4 - Tekstslide

Van een zelfstandig naamwoord kun je een verkleinwoord maken door er je, kje, pje, tje of etje achter te zetten: 

bus – busje; geheim – geheimpje; laan – laantje; wandeling – wandelingetje. 

Soms moet je een medeklinker verdubbelen:
som – sommetje.

Slide 5 - Tekstslide

Let goed op:

Van sommige woorden op ng maak je het verkleinwoord met je; de g wordt dan een k:
haring – harinkje. 
Van andere woorden op ng maak je het verkleinwoord met etje: 
ring – ringetje

Slide 6 - Tekstslide

  • Bij woorden die eindigen op de klinkers a, é, o en u wordt de klinker verdubbeld:
    pyjama – pyjamaatje; café – cafeetje; auto – autootje; paraplu – parapluutje.
     
  • Bij woorden op i verandert de i in ie:
    ski – skietje.

Slide 7 - Tekstslide

  • Bij woorden op medeklinker + y komt een apostrof: baby – baby’tje;
    maar als er een klinker voor de y staat, komt er geen apostrof: cowboy – cowboytje.
     
  • Bij afkortingen komt een apostrof: wc – wc’tje
     
  • Korte klanken worden in het verkleinwoord soms lang: blad – blaadje.

Slide 8 - Tekstslide

Pak je laptop

En ga naar LessonUp

Slide 9 - Tekstslide

Wat is het verkleinwoord van
display

Slide 10 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
film

Slide 11 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
piano

Slide 12 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
pony

Slide 13 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
rekening

Slide 14 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
ster

Slide 15 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
baby

Slide 16 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
bal

Slide 17 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
menu

Slide 18 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
pluim

Slide 19 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
sprong

Slide 20 - Open vraag

Wat is het verkleinwoord van
tuin

Slide 21 - Open vraag

Aan de slag
Maak opdracht 1, 2 en 3 op bladzijde 251.

Slide 22 - Tekstslide