Les 1.2 Onderzoeken

Les 1.2 Onderzoeken
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Les 1.2 Onderzoeken

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen?
- 1.1 nakijken
- check in check out kaarten
- uitleg 1.2
- aan de slag met 1.2

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Nakijken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Check-in check-out kaarten 
Bij iedere paragraaf
zijn er leerdoelen. Deze leerdoelen
moet je allemaal kennen voor de 
toets.

Tip: Leer de leerdoelen niet alleen
vlak voor de toets, maar ook tijdens 
de periode vooraf aan de toets!

Slide 4 - Tekstslide

Zorg dat je de check in check out kaarten in SOM als bijlage erin gooit. 
Kunnen ze dan ook even gaan bekijken. 

Leerdoelen 1.2
  1. Je kunt benoemen wat je met je zintuigen kunt waarnemen.
  2. Je kunt beschrijven hoe je voorzichtig aan onbekende stoffen moet ruiken.
  3. Je kunt uitleggen waarom je bij natuurkunde en scheikunde nooit mag proeven van een stof.
  4. Je kunt beschrijven wat de onderzoeksvraag en de conclusie van een onderzoek zijn.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderzoek doen
Volgorde onderzoek/ werkwijze wetenschappelijke methode
  1. Onderzoeksvraag. Wat wil je ontdekken/onderzoeken? 
  2. De hypothese. Je schrijft op wat je denkt dat er gaat gebeuren (het verwachte resulaat).
  3. Experiment bedenken
  4. Experiment uitvoeren
  5. (meet)resultaten overzichtelijk weergeven (in tabel/grafiek)
  6. Onderzoeksvraag beantwoorden (en kijken of jouw hypothese wel/niet goed was)

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarnemen
Als je een experiment uitvoert, moet je nauwkeurig waarnemen wat er gebeurt. 
Waarnemen doe je met je zintuigen.
Let op. Sommige dampen zijn giftig!

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Waarnemen
Met je zintuigen waarnemen kan, maar is niet erg nauwkeurig. Daarvoor gebruiken we meetinstrumenten

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid, eenheid en meetwaarde
  • ''Ik weeg 60''
  • ''Ik weeg 60 kilogram''

  • Eenheid: hoeveelheid of maat waarin je iets uitdrukt. Staat achter het getal. 
  • Meetwaarde: het getal 60 is de meetwaarde.


Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Eenheid
Tijd kun je verschillende eenheden gebruiken
  • minuten
  • uren
  • dagen
  • weken
Lengte kun je ook verschillende eenheden gebruiken
  • centimeter
  • meter 
  • kilometer

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Grootheid
Grootheid: een eigenschap die je kunt meten. 
Iedere grootheid heeft zijn eigen eenheden. 

  • Tijd (grootheid) --> uren, minuten, dagen, weken (eenheden)
  • Lengte (grootheid) --> centimeter, meter, kilometer (eenheden)
  • Temperatuur (grootheid) --> graden celcius (eenheid)

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke waarnemingen mag je altijd doen bij een onderzoek?
A
horen en proeven
B
horen en zien
C
proeven en voelen
D
Ruiken en zien

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Lengte
Massa
Tijd
Volume
Kilogram
Liter
Meter
Seconde

Slide 13 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Horen
Proeven
Ruiken
Voelen
Zien
Huid
Neus
Oren
Tong
Ogen

Slide 14 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het een waarneming of een conclusie?
''Papier brand beter dan hout''
A
Waarneming
B
Conclusie

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het een waarneming of een conclusie?
''Na 20 seconden is dit papiertje uitgebrand.''
A
Waarneming
B
Conclusie

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Is het een waarneming of een conclusie?
''Nick is het langst van de klas''
A
Waarneming
B
Conclusie

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de grootheid in de onderstaande zin?
''Het zwembad heeft een lengte van 25 meter''.
A
Zwembad
B
Lengte
C
25
D
Meter

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de grootheid in de onderstaande zin?
''De tijd die Jurgen nodig heeft om naar huis te fietsen is 15 minuten''.
A
Fietsen
B
Tijd
C
Minuten
D
15

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de grootheid in de onderstaande zin?
''In de koelkast is de temperatuur meestal 4 graden Celsius''.
A
temperatuur
B
4
C
graden
D
graden Celsius

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de eenheid in de onderstaande zin?
''De breedte van het tennisveld is 8,23 meter''.
A
breedte
B
8,23
C
meter
D
tennisveld

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de eenheid in de onderstaande zin?
''De massa van de bloemkool is 600 gram''.
A
massa
B
Bloemkool
C
600
D
gram

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de luchtdruk onder 1013 hectopascal komt, 
is de kans op regen groot.
Grootheid
Eenheid

Slide 23 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als de temperatuur 39 graden Celcius is, heb je koorts
Grootheid
Eenheid

Slide 24 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
Maak de vragen bij 1.2

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies