13/5/25 - HA1B - cursus 5 zinsdelen

Welkom!
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Slide 1 - Tekstslide

Agenda
  • Inloop - 5min
  • Boek proeven - 10 min
  • Klassikaal: toetsvoorbereiding - 20 min
  • Theorie: Bijwoordelijke bepaling - 10 min
  • Afronding - 5 min




Slide 2 - Tekstslide

Boek proeven
timer
10:00
Wat vond je van het boek?

Was vond je opvallend/leuk/minder leuk? En waarom? 

Slide 3 - Tekstslide

Toetsvoorbereiding
Neem de zin: De buurman heeft zijn heg in de ochtend geknipt. 

Verdeel de zin in zinsdelen
  • Probeer welke woorden je samen voor de persoonsvorm kunt zetten. Die woorden zijn samen een zinsdeel. Voor de persoonsvorm kan namelijk maar één zinsdeel staan.
  • Kijk welke woorden altijd in dezelfde volgorde bij elkaar blijven staan als je de woordvolgorde in de zin verandert. Die woorden zijn samen een zinsdeel.
timer
2:00

Slide 4 - Tekstslide

Toetsvoorbereiding
Maandag geef ik hem mijn huiswerk terug. 
Ontleed de gehele zin

Schrijf alle de zinsdelen op, en als je klaar bent: vergelijk het met je buren
timer
3:00

Slide 5 - Tekstslide

Toetsvoorbereiding
Zijn de beweringen juist? Kies: waar of niet waar.

A) Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit de persoonsvorm plus
de andere werkwoorden in de zin. [waar] / [niet waar]

B) Delen van een scheidbaar werkwoord horen niet bij het
werkwoordelijk gezegde. [waar] / [niet waar]

timer
1:30

Slide 6 - Tekstslide

Toetsvoorbereiding
Welke uitspraken zijn waar?
A) Als ‘aan’ voor het meewerkend voorwerp staat kun je het vaak weglaten.
B) Het meewerkend voorwerp geeft aan wie iets ondergaat of overkomt.
C) Het meewerkend voorwerp is het antwoord op de vraag ‘Wie (wat) + pv?’
D) Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden als ‘vertellen’ en ‘geven’.

timer
2:00

Slide 7 - Tekstslide

Toetsvoorbereiding
Welke uitspraken zijn waar?
A Als ‘aan’ voor het meewerkend voorwerp staat kun je het vaak weglaten.
D Het meewerkend voorwerp komt voor bij werkwoorden als ‘vertellen’ en ‘geven’.

Slide 8 - Tekstslide

Toetsvoorbereiding
Maak drie correcte zinnen.  Begin eerst met een zin met twee zinsdelen. 
Daarna maak je een zin met drie zinsdelen, vervolgens een zin met vier zinsdelen.

Je mag de eerdere zinsdelen steeds opnieuw in de volgende zinnen gebruiken.

timer
4:00

Slide 9 - Tekstslide

Theorie: Bijwoordelijke bepaling
Bekijk de volgende zinnen:
  • Op zolder / liggen / twee paar schaatsen.
  • Yasmina / viert / over twee weken / haar verjaardag.
  • De barbecue / werd / vanwege het slechte weer / afgelast.
In deze zinnen zijn de vetgedrukte zinsdelen bijwoordelijke bepalingen. Een bijwoordelijke bepaling (bwb) geeft vaak een plaats (op zolder), een tijd (over twee weken) of een reden (vanwege het slechte weer) aan.
timer
3:00

Slide 10 - Tekstslide

Theorie: Bijwoordelijke bepaling
Zo vind je de bijwoordelijke bepalingen
Bekijk de zin: ’s Morgens / brengt / Koen / zijn broertje / naar school.

1.  Noteer Persoonsvorm, Onderwerp en Werkwoordelijk gezegde
2. Check of de zin een Lijdend Voorwerp en Meewerkend Voorwerp bevat
3.  Zoek of zinsdelen antwoord geven op vragen als Wanneer? Waar? Hoe? Die zinsdelen zijn meestal een bijwoordelijke bepaling.


timer
2:00

Slide 11 - Tekstslide

Leren voor de toets

Maak opdracht 1 t/m 4 van §3
Maak opdracht 1 t/m 3 van §5
Maak opdracht 1 t/m 3 van §7
Maak opdracht 1 t/m 3 van §9
Maak opdracht 1 t/m 3 van §11
Oefen voor de toets! Maak opdrachten van §13


timer
15:00

Slide 12 - Tekstslide

Afronding & Reflectie
Adjudant: kan je herhalen waar we aan gewerkt hebben? 

Hoe vond je het gaan in jouw groep? Wat ging goed en wat kan beter? 

Heb je al jouw doelen gehaald? 

Slide 13 - Tekstslide