Haben/sein_huiswerk
1 / 29
Lesduur is: 30 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Sleep het juiste Duitse persoonlijk voornaamwoord naar het Nederlandse persoonlijk voornaamwoord
ik
jij
hij
zij e.v.
wij
jullie
het
u
zij
ich
ihr
er
es
wir
du
sie e.v
Sie
sie
Slide 3 - Sleepvraag
Slide 4 - Tekstslide
[Ich] heiße Sonja.
A
ik
B
hij
C
zij
D
het
Slide 5 - Quizvraag
[Er] hat einen lieben Hund.
A
ik
B
jij
C
hij
D
zij
Slide 6 - Quizvraag
[Wir] müssen von Montag bis Freitag in die Schule.
A
hij
B
jullie
C
wij
D
het
Slide 7 - Quizvraag
Haben [Sie] einen neuen BMW gekauft, Frau Müller?
A
u
B
zij
C
wij
D
jullie
Slide 8 - Quizvraag
Wie alt bist [du]?
A
hij
B
jij
C
zij
D
het
Slide 9 - Quizvraag
[Es] ist schönes Wetter.
A
het
B
jullie
C
wij
D
u
Slide 10 - Quizvraag
[Wir] lieben Netflix.
A
jullie
B
u
C
zij
D
wij
Slide 11 - Quizvraag
[Ich] will nach Hause.
A
ik
B
jij
C
hij
D
zij
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind
Slide 14 - Sleepvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
Slide 17 - Sleepvraag
Slide 18 - Tekstslide
Ich.........
1/18
A
hab
B
habe
C
hast
D
hat
Slide 19 - Quizvraag
Ihr...........
2/18
A
hat
B
habent
C
habt
D
hast
Slide 20 - Quizvraag
Oma...............
4/18
A
habe
B
hast
C
habt
D
hat
Slide 21 - Quizvraag
Ich.................
6/18
A
habe
B
hat
C
habt
D
hast
Slide 22 - Quizvraag
Sie..............
8/18
A
hat
B
habt
C
habe
D
haben
Slide 23 - Quizvraag
haben (du)
10/18
Slide 24 - Open vraag
Wir.............
14/18
Slide 25 - Open vraag
Das Haus..................
16/18
Slide 26 - Open vraag
Die Freundinnen................
18/18
