1hv2-Lijdendvoorwerp+vnw

week 25
Start je computer
Ga naar lessonUp
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

week 25
Start je computer
Ga naar lessonUp

Slide 1 - Tekstslide

Op welke manier vind je de persoonsvorm?
A
Door de zin vragend te maken
B
Door de zin in een andere tijd te zetten
C
Door de zin van enkelvoud naar meervoud te veranderen (of andersom)
D
Deze zijn alle drie goed

Slide 2 - Quizvraag

Het vakantiewerk heeft ons 50 euro opgeleverd.

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

Slide 3 - Open vraag

Wat is het onderwerp van deze zin?

Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze

Slide 4 - Quizvraag

Lijdend voorwerp
Kijk naar deze zinnen, wat valt je op?
Johan werkt.
Annemie zoende.
Hij droomt.
Zij plukt.
Ik slaap.
Ik koop.

Slide 5 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Annemie zoende haar partner.
Zij plukt een mooie bloem.
Ik koop het boek.

De schuingedrukte woorden zijn allemaal een lijdend voorwerp.
Het lijdend voorwerp geeft aan wie iets overkomt of wat iets ondergaat.
Om het LV te vinden heb je het onderwerp en het gezegde van een zin nodig

Slide 6 - Tekstslide

Lijdend voorwerp
Elke zin heeft een persoonsvorm en dus een gezegde.
Bijna elke zin heeft ook een onderwerp.
Het onderwerp en het gezegde zijn de kern van de zin, ze zijn onmisbaar.

Het lijdend voorwerp kan in een zin staan, maar dat hoeft niet.
Je vind het door deze vraag te stellen: wie/wat + gezegde + onderwerp
Geen duidelijk antwoord op de vraag?
Dan zit er geen lijdend voorwerp in de zin

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Roggen worden in de open oceaan en bij de kust aangetroffen
A
Roggen
B
in de open oceaan
C
bij de kust
D
er zit geen lijdend voorwerp in deze zin

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
Ik geef morgen een feest

Slide 9 - Open vraag

Wat is het lijdend voorwerp in deze zin:
De bouwvakker metselt een mooi muurtje

Slide 10 - Open vraag

Aan de slag!
Dit uur werk je aan:
Gr § 7 ZD Lijdend voorwerp
opdr 1 t/m 3 op p. 216 t/m 217
Klaar?
Kijk je gemaakte werk na.
Werk verder aan opdr 3 t/m 6
Werk aan een ander vak
Week 5:
Grammatica § 7
opdracht 1 t/m 6 
p. 216 t/m 217

Grammatica §8
opdracht 1 t/m 4
p. 218 t/ 219

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Luister en lees mee naar de uitleg van deze voornaamwoorden.
De theorie vind je op p. 218 in je boek.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag!
Dit uur werk je aan:
Gr § 7 ZD Lijdend voorwerp
opdr 3 t/m 6 op p. 216 t/m 217
Klaar?
Kijk je gemaakte werk na.
Werk verder aan Gr § 8
Werk aan een ander vak
Week 5:
Grammatica § 7
opdracht 1 t/m 6 
p. 216 t/m 217

Grammatica §8
opdracht 1 t/m 4
p. 218 t/ 219

Slide 14 - Tekstslide

Huiswerk voor vrijdag
Vrijdag bespreken we ook de repetitie4 februari - 2e uur:
Grammatica §7
opdr 1 t/m 6 = af

Vrijdag bespreken we ook de repetitie

Slide 15 - Tekstslide